54. Ik woon bij ’n banketbakker.
— Ik eet nooit van die dingen, zei de jufvrouw, en ze wees op de taartjes, want u begrijpt, menheer, als men ’t zelf maakt, en zoo altijd daarbij is, en die dingen altijd zoo voor z'n oogen heeft, dan begrijpt u... niet waar, menheer... ik eet liever ham... maar van die dingen eet ik nooit, weet u?
Ik zei dat ik ’t wist, en ging naar boven. Daarop schreef ik: ’t is me onmogelijk een roman te lezen, ik eet liever ham, net als de jufvrouw.
55. Ik weet niet hoe ’t komt, maar
Ein Märchen aus alten Zeiten
Das will mir nicht aus dem Sinn.
En ’t klinkt als:
Zoo is er veel in den Hamlet, wat me als muziek door de
ziel ruist.
56. Er zijn dichters die verzen maken.
57. Er is maar één weg ten hemel... Golgotha. Wie er wil komen langs anderen weg, is 'n infame smokkelaar.
58. Er zijn weinig boeken waaruit men niet leert hoe men niet schrijven moet.
59. Neem één raad aan. Deze... dat gij geen raad aanneemt.
60. Als ik iets heb geschreven en dat nalees, is mijn hoofdindruk: over die zaak zou veel te zeggen wezen.
61. Wie tevreden is over z’n arbeid, heeft reden van ontevredenheid over z’n tevredenheid.