60
praeconceptiën, — evenmin wensch ik dien weg betreden te zien die regtstreeks leiden zoude tot algeheele désorganisatie van het Nederlandsche bestuur in Indië. . . .
„En die, ― behoeft het gezegd? — evenzeer leiden zou tot vernietiging van batige saldo’s!
„Maar het zijn die saldo’s niet alleen die verloren zouden gaan, indien niet zeer spoedig herstel werd aangebragt aan het kunstmatig gebouw onzer heerschappij in Indië. Ja, ik beweer zelfs, dat die saldo’s niet het voornaamste zijn wat Nederland verliezen zoude, als eens „onrustbarende telegrammen geen vat bieden zullen aan bemoedigende beschouwingen. . . .” Het geheel bestaan van ons Vaderland staat of valt met dat gebouw.
„De kleurloosheid mijner staatkundige inzigten belemmert mij in de uiting mijner denkbeelden, voor zooverre ik daarvoor een kanaal zoek in eenig dagblad. De welwillendheid toch eener redactie van zoodanig blad, mag mij niet leiden tot het voorstaan van beginselen, die in strijd wezen zouden met de hare, terwijl weder, aan den anderen kant, ik mijne ideën niet mag ten offer brengen aan eene soort van wellevendheid, die nadeelig werken zoude, en op de wijze waarop ik mijne gedachten uit, en op de zaak die ik voorsta.
„Dit ware te meer afkeurenswaardig omdat ik bij het beoordeelen der hoedanigheden die gewenscht worden in een nieuwen afgevaardigde, voor alles geloof te moeten aandringen op waarheid.
„Het is daarom dat ik mij tot U wend in dezen brief.
„Ik heb eerbied voor de kundigheden, den ijver, de wetenschap van velen die sedert jaren in de Kamer van