de man met den kalen rok, die zich zooveel moeite gaf voor 't wanhopig gezin, was overal afgewezen, overal...
Nu vraag ik u of 't waarschijnlijk, mogelijk, of in't eind, of 't waar kan wezen, dat hij, na dit alles, op het denkbeeld kon komen, hulp te vragen aan iemand:
Primo. | Die zelf dood arm is. (Van publieke bebekendheid.) |
Secundo. | Die gek is. (Dat zal terstond blijken.) |
Tertio. | Die een slecht sujet is. (te informeren bij allen die hem kennen, liefst bij zijne naaste betrekkingen, die 't precies weten, en die 't niet zeggen zouden, als 't niet waar was.) |
Quarto. | Die als getrouwd man minnebrieven schrijft. (Gij hebt die in handen, lieve, brave, onberispelijke lezer!) |
en Quinto, | nog eens. Bij iemand die doodarm is? (Als dat toch niet zoo ware, kwam de rest er minder op aan.) |
Is dat mogelijk? Neen. Zulke leugens gelooft men eerst als ze achttienhonderd jaar oud zijn!
De reden dat ik leugens vertel, is deze. Ik wil ditmaal tien vel volschrijven, en ik zie geen kans het te doen met waarheid. Dat zou eene te korte geschiedenis wezen :
- „De Javaan wordt mishandeld."
„Ik zal daaraan een eind maken."
Nu weêr de leugens:
— Die arme man! — had de bezoeker gezegd. En de ander:
— 't Is toch verdrietig,... ik kan u zóó niet laten vertrekken.
Ik heb niets. Als ik 't niet zoo drok had met mijne liefde, zou ik u voorslaan iets te schrijven voor dat gezin, maar... O, een idee!