De doctor in de letteren ging den trap af. Het warrelde hem. Echtbreuk, minnebrieven, Voltaire, een meisje, dat niet betast mogt worden door de douanen, en dat op de Leliegracht woonde, schoon ze te Laeken in een koffer logeerde; brieven, die 't gesloten raam invlogen; reuzenkinderen; eene vrouw, die meer was dan de paus, schoon ze maar eten had voor drie dagen; een man, die pleizier vond in gebrek lijden ...
— Ga van tijd tot tijd eens kijken naar dien heer op nummer zes, — zeide hij, beneden komende, tot een bediende.
En gij, lezer?
Dwaas, niet waar, schandelijk, gruwelijk, infaam, onfatsoenlijk en vooral onbegrijpelijk,. .. niet waar?
Koop, publiek, koop! O, gij zult koopen, ik ken u! Gij hebt geld te vael, als er schandaal geveild wordt; gij, die den brave laat verhongoren, wanneer hij geen „geloof' heeft als gij!
Koop, publiek, koop! Gij, die uwe profeten laat leven, om ze langer te martelen! Men lastert u, door te zeggen, dat gij den Christus zoudt gekruist hebben, als de Joden; gij hadt hem knecht gemaakt in een kruije- nierswinkel,... niet waar ? Gij zoudt gewacht hebben tot hij vrouw en kind had, om die te laten hongeren, — dat hij 't zou aanzien, en buigen voor u! Dat treft zekerder, niet waar? Gij zoudt den deurwaarder hebben belast met uw antwoord op zijn: Wee u, Jeruzalem! opdat hij, moedeloos en geknakt, zijn wee terugname, bij 't veilen van de kleertjes zijner kinderen, dat hard is te aanschouwen voor een vader! Dat treft wisser, dieper, dat pijnigt langer, niet waar, dan slechts een paar uur sterven!
Koop, publiek, koop, gij, die Luther en Cambronne een liedje laat fluiten voor den kost; gij, die een me- nuet eischt, voor wat kanariezaad aan Curtius en d'Assas!