Koop, publiek, koop, er zijn aandoeningen te krijgen voor wat geld! Ik heb de magt, u te streelen en te kittelen, tot ge zoo gek wordt, dat gij den prijs uwer koffij vergeet, gij, die anders zoo hard zijt van huid, dat de zweep er van kermt!
Koopt, Nederlanders, Christenen, — ouderwetsche en moderne, — koopt, teekent in, betaalt, strooit geld neer voor wat minneliedjes en wat geest!
Koopt, gij, die spoorwegen bouwt van gestolen geld, en tot betaling den bestolene bedwelmt met opium, Evangelie en jenever!
Koopt en betaalt, gij allen! Ik heb genoeg geleden om den toon te uiten, dien ge zoo gaarne hoort! Gij hebt mij genoeg belogen, gelasterd en gemarteld, om wat terug te eischen voor uw gemartel, voor uwen laster en voor uwe leugens!
En als gij dan tevreden zijt met de toonhoogte van den gil, dien ge mij trapt uit de borst,...
Zeg dan als gisteren, als eergisteren, als vroeger:
Wat schrijft die man aardig! Vrindje, ik geef u zóóveel voor 't vel, zóóveel voor 't liedje! Zing nog wat! Schrijf nog wat! Praat nog wat!
Publiek, ik veracht u met groote innigheid.