omdat ik 't onfatsoenlijk vind, alles te schrijven aan een meisje,... zoo als g ij z ij t, helaas!
Maar als ge 't toch wilt weten, — meisjes zijn zoo, — dan kunt ge 't nalezen in het dikke boek, dat ik u zend, en waaruit veel kan geleerd worden, door iemand die weten wil wat niet waar is. Is 't u nu en dan om waarheid te doen, lees dan „B er nat e in, boven lucht en wolken," of koop Strootman, de Gelder of van S wind en, schoon ge ook met die heeren moet voor- zigtig zijn, want het is niet waar dat een regte lijn de kortste afstand is tusschen twee punten, zoo als ze leerden aan mij, toen ik een kleine jongen was, en toen ik nog niet mogt tegenspreken....
— „Dddr staat het," zeide men... Gezag!
— „Een kind vraagt niet naar oorzaak of reden"... Gezag!
— „Een kind gehoorzaamt"... Gezag!
Hierop nu wil ik terugkomen, en ik deed de schepping, de zondenval, — ja wél een val! — de verdoemenis en de verlossing wat kort af, om tijd te vinden voor een paar geschiedenissen die ik u over gezag wensch te verhalen.
— Broeder, gij die grooter zijt dan ik, kunt gij de granaat bereiken, die daar tusschen die vuurbloemen in 't groen, mij aanlacht met geopende lippen, als een wenkend meisje? Zie, zij is gebersten van rijpheid, en gloeijend rood is de rand van de wonde die zij zich zelve sneed, om mij te behagen! Ik heb lust in dien granaatappel, mijn broeder! Gij, die grooter zijt dan ik, steek uwen arm uit, en pluk opdat ik ete.