Dat kind werd nooit een man, schoon 't zes duizend jaren leefde,... neen, veel langer.
Het is dom en stomp gebleven tot op dezen dag.
Vijfde geschiedenis van gezag.
— Waarheen, o Philoinos? vraagde Hudoor zijnen makker, dien hij ontmoette in de straten van Athene.
— Ik ijl om de drie maten slechte wijn te drinken. die mij wachten bij de leelijkste mijner drie maitressen, antwoordde Philoinos waggelend. Want hij wa,3 dronken.
— Kom mede, gij hebt wijns genoeg, en maitreesen te veel, naar ik vreeze.
— Drie Hudoor, drie!... de meester heeft het gezegd ! Drie,... heeft hij gezegd!
— De meester sprak van wijn noch hetaeren, kom mede...
— Hij heeft gezegd: drie,... drie,... Drie!
En Philoinos viel neder voor den derden keer op dien avond, maar ditmaal bleef hij liggen.
En hij is blijven liggen tot op dezen dag.
Zesde geschiedenis van gezag.
Daar was voor het eerst een kind geboren! De moeder was in verrukking, en ook de vader zag het aan met innige liefde.
— Maar, Genius, zeg mij, zal het altijd zoo klein blijven? vraagde de moeder, en — voegde ze er bij:
— En ikzelve weet niet of ik dat verlang! Gaarne zou ik het groot zien als een mensch, maar toch zou