hem in de oogen, en hij vraagde vergeving aan de oude vrouw die zulke gekke gezigten trok.
En meermalen, Max, als ik op 't punt sta neer te buigen onder al te zwaren last, komt Fancy mij troosten, en als ze dan schalk zegt:
— Ik ontsteel u zijn hart, — bedenk dat mijne reg- ten ouder zijn...
Dan moet ik haar gelijk geven! Eii zonder ijverzucht hoor ik aan, wat zij gezegd heeft zonder schaamte.
Ik ben boos op u, dat ge haar zoo miskent. Maar, Max herinnert ge u dan niet, dat zij altijd uwe voorspraak bij mij geweest is, als gij weer iets of iemand geschaakt hadt, of mij geslagen? Weet gij niet meer dat ze ons huwlijkskontrakt (wij een kontrakt!) heeft meegeteekend, precies als een ambachtsheer die 't braafste boerinnetje laat trouwen met den deugdzaamsten aller boerenjongens? Herinnert ge u niet al de schilderyen die zij ons ten geschenke gaf, genoeg om een museum te vullen, zoo groot als de wereld? Dagelijks nog zendt ze mij stukken, 't eene fraaijer dan 't andere, neen, allen even schoon,... historiestukken, genre, stillevens,... historie vooral!...
Maar, Max, wij komen lijsten te kort! Eilieve, 't staat aan u lijsten te maken om de stukken die Fancy ons geeft. Doe dat! Dat kunt ge! Dat moet ge! Dat is uwe roeping!
Zoo gaf ze mij onlangs een teekeuing, waarvan ik de bedoeling niet begreep, omdat zij iets voorstelde, wat nog niet gebeurd is. Javaansche meisjes legden melatiekransen op een graf. Dat graf was het uwe, Max! Er stond op den steen: hier rust wie veel gedragen heeft.
Maak een lijst om die teekening. Misken Fancy niet langer, haar en hare geschenken. Gij zijt zeer ondankbaar, Max!