wachten op een aanstaanden collega, als ik les zal geven in de vormleer.
Ik begrijp mijn leven niet. In keepsakes en muzen- almanakken is een meisje iets liefs, iets belangrijks, iets poëtieks. Ik bén een meisje, en voel me onlief, onbelangrijk en volstrekt niet poëtisch. Waar ligt dut aan?
— Uw leeftijd, — zei een oom, een ander alweer — uw leeftijd is de schoonste tijd van 't leven!
O Max, o Max, wat heb ik te denken aan de rest?
En 't zijn brave menschen, mijne ouders! Spreek geen kwaad van hen. Mijn vader slaat geen preekbeurt over van Ds. Meijboom, en betaalt prompt zijne rekeningen. Doe hem dat na, als ge kunt. En mijne moeder is indedaad kerksch en fatsoenlijk, maar, maar ...
Ik verbeeld mij dat een bloempot] e veel goed zou doen in ons huis.
Schrijf mij spoedig. Ik lees zoo gaarne uwe brieven. Zij maken mij den indruk van den absenten bloempot, schoon uwe geschiedenissen van gezag ...
Neen, opregt wil ik zijn, al bén ik dan een meisje. Ik vond eigenlijk alleen daarom uwe vertellingen zoo troosteloos, wijl ik zelve, — 't kost mij moeite het te bekennen, — wijl 't gezag dat ge aantast,... wijl ik,... uit verveling,...
Ik heb een katje, Max.... en,... uit verveling,...
Lieve hemel, wat valt het mij zwaar de waarheid te zeggen,... o Max, ge ziet wel dat ik een meisje ben!
Dat beestje... welnu, uit verveling... heb ik 't wel eens... geknepen...! 't Is er uit. Dat geeft lucht!
Ik ben zoo bang dat mijn katje uwe geschiedenissen over gezag zal inzien, en dan,... dan zal 't mij krabben, als ik het plaag,... ziedaar!
NASCHRIFT.
Ik dank u zeer voor de lezing van Tine's laatsteu brief, schoon ik er niets van begrijp.