Is dat klimaat van La eken wel gezond? Schilderijen, lijsten, een huwelijkskontrakt geteekend op mijn vierde jaar als een ambachtsheer, — want ik was vier jaar oud, vijftien jaar geleden, — ik begrijp er niets van. Hebt ge mij ooit het venster uitgegooid? Ik weet het niet, waarlijk, ik weet het niet. En aan 't meten van de aarde heb ik ook niet geholpen,... is 't wel gezond te Laeken?
Over een paar dagen: kniptijd! Mijne haren,... ik wordt geroepen.
Chu ...u...u...t!
Wat heb ik u gedaan, dat ge mij verklapt? Laat hem zoo dom als hij is. 't Is maar een man, hij die altijd roept: ze is maar een m e i sj e! Ik zou niet zooveel van hem houden, als hij minder dom was. Ik ben van plan hem eene geschiedenis voor te jokken, mooijer danSaartje Burgerhart, die de flensjes opat. Daar deed ik wél aan, want... S aartje was ik, dat begrijpt ge. Maar in dien tijd sprak ik anders met de menschen, omdat de moderne theologie nog niet was uitgevonden. Ook had men de electriciteit nog niet „in een lijstje gezet." Gij ziet ik neem mijn eigendom terug, — de uitdrukking die ik u vóórzeide, toen ge uwen laatsten — verraderlij ken! — brief schroeft. Doe dat nooit weer!
Toen ik in de Beemster logeerde, bij de jufvrouwen Wolf en Deken, waren de menschen nog dommer dan uw zeer, zeer domme Max. Maar laat hem zoo. 't Is nuttig hem te doen gelooven dat ik zwaarte heb. Zoolang bij mij aanziet voor onweegbaar ligt,