kwaam als ik. Tracht iemand te vinden, Sire, die wat begrip heeft van menschenrecht, van deugd, van eer, van moed, en meer zulke zaken die my wat vreemd waren, Sire, omdat ik prokureur was geweest, en te veel praktyk had om kennis optedoen van dingen die zoo in ’t dagelyksch leven niet voorkomen.
Onderzoek ook, o Keizer, voor ge iemand het bestuur in-handen geeft over veertig millioen Menschen, of de man dien ge daartoe uitkiest, zich inderdaad van den mensch ’n studie heeft gemaakt, die hoofdstudie, zoo-als ’n Engelsch dichter zegt… naar ik hoor. Want, Sire, ik lees geen Engelsch, en geen dichters ook. Dit begrypt ge.
En geef dan zoo’n nieuwen Landvoogd stipten last, Sire, dat hy zich niet bemoeie met de zoogenaamd-politieke vragen van den dag over Vryen-Arbeid en Kultuurstelsel, maar dat hy zorge dat ieder z’n plicht doe naar de geschreven en bezworen bepalingen, opdat de arme Javaan het zyne kryge, al is ’t dan wat weinig. Want, Sire, ik zie in dat ik verkeerd deed my zoo-wat bezig-te-houden met het beoordeelen van de systemen der wetten, en daardoor verzuimde acht te geven op ’t schenden der wetten, die misschien zoo kwaad niet wezen zouden als ze maar werden gehandhaafd.
Beveel ook myn opvolgers, Sire, wat eerbied te hebben voor iemand die den moed heeft zyn plicht te doen in hoogst moeielyke omstandigheden, en zeg hun dat ze zoo-iemand geen verwytingen toevoegen, zoo-als ik gedaan heb, omdat ik niet begrypen kon dat er zulke menschen bestonden.
Vergeef me ook, Sire, dat ik na m’n terugkomst uit Indië, my veroorloofd heb den schyn aantenemen als-of ik verstand had van Indische Zaken. Want, Sire, ik erken nu dat men op Buitenzorg daarvan weinig of niets te zien krygt, en niet anders dan wat de Raden van Indië en de kommiezen der Secretarie wel gelieven te geven. Vergeef me, dat ik pour me donner un genre, my heb laten verleiden tot het verdedigen van ’n opinie over Vryen-Arbeid, Sire. Ik erken dat ik er niets van weet, en dat ik maar iets napraat van wat me is voorgezegd door anderen die belang hebben by Vryen-Arbeid. Vergeef me dit, Sire, en bedenk dat ikzelf in Indië nooit iets persoonlyk heb kunnen onderzoeken, omdat ik in vyf jaren tyds niet geleerd heb »goeden morgen” te zeggen in ’t Maleisch, en dus