ik zeer duur het recht heb gekocht en betaald, om meetespreken over de vragen van den dag. Men onderzoeke eens nauwkeurig wat anderen hebben betaald voor dat recht? Jazelfs, of zy iets betaald hebben, iets ten-offer gebracht in ’t geheel? En of niet vaak hunne opinien voordeel aanbrachten in-stêe van offer te eischen?
De kwestie over vryen-arbeid is geen kwestie.
De tegenwoordige agitatie over de koloniale zaken is eene gemaakte agitatie.
De Geschiedenis leert ons dat overal waar groote bewegingen voor de deur stonden, de leiders der algemeene belangen zich beyverden byzaken voor-op te schuiven, om de aandacht der Natien aftetrekken van de hoofdzaak.
Dit noemen kleine bestuursmannen: Kunst van regeeren.
En vaak komt de loop der dingen de Regeeringen te-hulp in ’t verschaffen van zulke afleidingen. Het volk bemerkt instinctmatig dat alles niet is zoo als ’t behoort, en stelt zich, meer dan anders, by elk opgeworpen denkbeeld de vraag voor: „zou dìt misschien de oorzaak myner malaise wezen?”
Nooit waren er zooveel staathuishoudkundige kwestiën aan de orde van den dag, als kort voor de Fransche revolutie. Ik bedoel de eerste, de ware, de voorloopster van de groote Wereldrevolutie die onzen kinderen wacht, en waarby de hoofdvraag wezen zal: hebben of niet hebben. Boeren-oorlogen en Jacquerien zyn periodiek als de saizoenen. Dit zal zoo blyven zoo lang menschen menschen zyn. En ook zal men altyd blind genoeg wezen om die onvermydelyke schuddingen niet te voorzien.