zoodra ze niet overeenkomen met uw belang: „vervloekt wie zyns naasten landpale verrukt, en al het volk zal zeggen Amen?”
Ik houd uw Bybel voor volstrekt niet heilig, maar dàt woord was goed gesproken, dunkt me, en ik zou graag ’n preêk houden over dien tekst. Hoe doet ge toch als ge voorleest uit die Schrift, en eensklaps op zoo’n gebod stuit? Vragen dan uw kinderen niet: papa, sla je wat over?
Of weet ge dan uw kroost te beduiden dat zoo’n Javaan uw naaste niet is, en dat de behandeling van zyn landpalen door andere wetten wordt geregeerd dan de gewone? Dit zal wel ’t eenige uitwegje zyn.
Intusschen gaat ge voort, den arme die uw naaste niet wezen mag, te knevelen, te bestelen en te villen à coeur joie, en om uzelf by dit alles ’n air van gemoedelykheid te geven, houdt ge u bezig met redeneeren over de verschillende systemen, waarnaar die kunstbewerkingen geschieden. Kultuurstelsel. Vry-arbeid. . . wat geeft het meest?
Ik heb in de Minnebrieven gezegd, en ik herhaal hier, hoe karakteristiek het is, dat men in uw Tweede-Kamer tot ernstige punten van overweging gemaakt heeft, of de door dien Money opgegeven cyfers juist waren, en op welke manier hy tot de inzage van uw boeken geraakt was? Maar de overweging der middelen waardoor het geld verkregen is, waarover die boekhoudery loopt, schynt beneden de aandacht van de vergadering geweest te zyn. En na den Max Havelaar kòn men toch weten hoe er gehandeld wordt met het leven en de bezittingen van den Javaan! Dit scheen de moeite van ’t opmerken niet waard, maar wèl stelden de heeren belang in de wyze waarop al dat ellendig geknoei geboekt was, en vooral hoe ’n vreemde toegang bekomen had tot hun kantoor,