Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/68

Deze pagina is gevalideerd
60
wys my de plaats


door ’t lot.

— Even of on-? vraagde de grootste.

Welnu, Huygens zou misgeraden hebben, wanneer hy in de plaats van den kleinste geweest was. Want »even!” riep deze, en in de geopende hand van den ander vertoonden zich een koperen knoop, een cent, twee kersepitten…vier stuks alzoo: even!

Huygens zou dus verloren hebben, hy die voorschreef altyd oneven te raden, omdat er op de oneven helft van ’n oneindig getal mogelykheden, één oneven cyfer meer is.

En ik beweer dat die kleine jongen z’n zaken beter verstond dan Huygens. Hy scheen te weten dat er niets waarschynlyker is dan de onwaarschynlykheid. Wilt ge bewyzen, lezer? Hadt ge ’t vooraf waarschynlyk gevonden, Briseïs met kersepitten,Hugo de Groot en de Nederlandsche weldadigheid met ’n zysprong op de probabiliteitsleer, te ontmoeten op dit eerste blaadje van het gevraagde »Iets” over den Javaschen watersnood?

Ook vooral hierom heb ik ’n afkeer van schryven voor het publiek — dat niet van sprongen houdt — wyl men van den schryver verlangt dat hy zich voortbewege als ’n ander. ’t Blyft de vraag of het wel over ’t algemeen zoozeer de eisch is, dat men iets nieuws meedeele, als dat men uitspreke wat de hoorder of lezer denkt, en in dit geval is ’n schryver eigenlyk niet meer dan ’n soort van voorzanger. »Juist m’n idee!” heeft, in den mond van velen, de beteekenis eener alles overtreffende lofspraak. Ik nu, die waarachtig niet van ’t blad lees, en niet goed kan wys-worden uit de hersens van ’n ander, lees of zing slecht voor. Althans de maat verschilt. Niemand vindt myn toon allerliefst, omdat niemand daarin weervindt wat hy zoo allerliefst vindt in z’n eigen toon. Van hier disharmonie tusschen voorzanger en gemeente…kort-om, het gaat niet, ik ben geen schryver!

En dan over watersnood! Zeker schryver — wiens naam ik