Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/71

Deze pagina is gevalideerd
63
waar ik gezaaid heb!


En zet het lage land in blanke en bare meer,
Neemt boomgaart, bunders, vee en menschen op zyn tanden,
En lekt en knabbelt aan den boord der groene stranden;
Wat huis, wat hof is nu uw voetzool hoog genoeg,
Nu ’t aardryk u ontzinkt…

Ik neem noch die verzen, noch den maker daarvan ― Fockenbroch — in bescherming, en verplaatste my alleen daarom ’n oogenblik in ’n gelyksoortig verleden, om mezelf goed te overtuigen van de moeielykheid der taak om iets nieuws te leveren over watersnood.

»Op den zolder!” Wat kan dit anders zyn dan de schets van het vluchten eener familie naar het bovenste gedeelte van haar huis? Het water wast…zeker, dit weet ieder lezer vooruit: er is immers watersnood? Treffend zal de angst geschilderd zyn van het gezin dat verkleumd samenschoolt! Het water wast. Heel natuurlyk! Waar bleef de watersnood als ’t water niet waste? O, hoe zal Cremer, die zoo fyn schildert, de ontzettende nauwkeurigheid hebben weergegeven, waarmee men op »dien zolder” het leven berekende naar voeten, naar halve voeten naar duimen!

Het water is tot de onderzyde van den vloer der verdieping…de naden zuigen het vocht naar boven…donker wordt de kleur der planken aan de zyden…zie, daar dryft ’n wieg…zou er ’n kind in zyn? Nu zyn ’t niet meer de naden alleen van de planken, die vochtig werden…de donkere strepen naderen elkander…vloeien in-een…’t zyn geen strepen meer…het stroomt al! O god, hoe schudt het huis! Hoe schuurt de stroom langs muur en schutting! Die gil is van ’n buurvrouw…hier, kinderen, hier! Op dien stoel! Hooger…op dien balk! Hooger…op het dak! Hooger, hooger, altyd hooger! Weldra zal men niet hooger kunnen…

En altyd wast het water. Natuurlyk! Wanter is watersnood.