Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/83

Deze pagina is gevalideerd
75
waar ik gezaaid heb!


van dingen die geen naam hebben, of waarvan ik althans u den naam niet zeggen kan. Er schynt feest te zyn…ik geloof het gaarne! Men ziet het den gastheer aan, dat er iets byzonders is voorgevallen. Maar wat beduidt die verbonden arm, en vanwaar al dat geld op die baleh-baleh? [1] Daar is wel twintig gulden…twintig gulden!

Karidien was dien morgen vroeg uitgegaan. Even buiten het dorp ontmoete hem ’n paard in wilden galop, schoon ’t maar ’n transportpaard was, want de ruggegraat lag bloot. Ik denk daaraan altyd — en voel er de pyn van — wanneer ik iemand ontmoet die z’n fortuin maakte »in” de transporten van binnenlandsch produkt naar de stranden. Hoe dit zy, Karidien begreep dat het arme dier niet zoo hard liep zonder oorzaak. En, zonderling, daar vloog ook ’n troep buffels met ongewone haast over den weg. En den vorigen dag had Karidien sporen gezien…o zeker, er was ’n tyger in de buurt!

Karidien ging naar huis, leende van het dorpshoofd ’n geweer, en vertrok naar de plaats waar hy ’t vluchtend paard ontmoet had. Hy spoorde na, en snuffelde…daar blaasde iets in ’t geboomte!

Voorzichtig bleef de jager staan, spande den haan van z’n geweer…daar bewoog iets in ’t kreupelhout…

Is dat schaduw van de opkomende zon, dat bruine daar tusschen de geelgroene bladeren?

Weer bewoog zich iets, maar ’t kon de wind zyn, of ’t kraken van ’n drogen tak, die zich kromt of richt naar de veranderende warmte van den morgenstond.

Toch legde Karidien aan. De sarong zyner vrouw was verpand,


  1. Baleh-baleh, bamboezen rustbank, brits.