Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/93

Deze pagina is gevalideerd
85
waar ik gezaaid heb!


reinheid — en te-recht — maar voor ieder die niet geroepen is tot zulke zorg, blyven het gedenkteekenen van de broosheid des levens, en aanmaningen tot nadenken.

Nederlanders, ’n ramp als thans Java’s middengedeelte bezocht, is niet te keeren door menschelyke macht. »Waar Allah waterstroomen zendt die de akkers wegnemen…daar buigen wy het hoofd, en zeggen: Hy wil het zoo!” Maar wèl staat het aan u, balsem te gieten in de gapende wonde, opdat de geslagene niet vertwyfele. En dit is niet alleen plicht omtrent hem, het is plicht omtrent uzelf!

Hoorden we niet onlangs in eigen taal de smartkreet van naby, als wilde het toeval, door — ééns in millioenen jaren — ’n ramp ginds te laten samentreffen met ’n ramp hier, u vooraf de vertolking geven van de kreten die weldra om hulpe zouden roepen in vreemden tongval? Hebt gyzelf niet kort geleden moeders hooren roepen om hare kinderen, kinderen om hun ouders? Hoort ge niet nog het geruisch en ’t schuren van den stroom, als ware het om u voortebereiden op ’t gedonder van den banjir? Is u niet alle voorwendsel ontnomen, om u vreemd te houden aan zulke ramp? Is niet de pas bygewoonde ellende ’n hulpmiddel om u de veel grooter ellende daarginder voor den geest te stellen, en moogt, kunt of wilt ge na dit alles onwetendheid veinzen?

Of zouden uw middelen uitgeput wezen? Dit kan niet waar zyn, dit màg niet waar zyn, Nederlanders die uzelf eigenaars noemt van Java, gy die daar de rechten van eigenaars uitoefent! Ge zyt te ryk door dat bezit, dan dat het voegen zou u te verschuilen achter ’n armoede die kwalyk strookte met de pracht van uw erfdeel, dat zich om den evenaar slingert als ’n guirland van smaragd!

En zou ’t u niet smarten wanneer de Javaan u verdacht van eigenbaat, van huichelary? Wanneer hy zeide: »gy eischt de vruchten van onzen arbeid, en gy beweert ons te beschaven, te veredelen? Ge neemt onze velden, en biedt daarvoor de