Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/95

Deze pagina is gevalideerd
87
waar ik gezaaid heb!


ruischen op de graven der gestorvenen. Na jaren zullen de meisjes in de dorpen by-eenzitten, en gretig luisteren naar de verhalen over den banjir. De ouden van dagen zullen de ellende schetsen die ze bywoonden of vernamen van hun ouders…

Is ’t u onverschillig, Nederlanders, Christenen, beschavers, hoe het slot zal luiden van die verhalen?

Uw kleinkinderen zullen die mede aanhooren. Want de toekomst uwer kleinkinderen is in Indie. Is ’t u onverschillig hoe zy zullen hooren spreken over hun voorvaderen? Is het u om ’t even hoe gy zult genoemd worden in de pantoens van het nageslacht? Wilt ge dat er op den aanhef:

Hard is de rots die er staat aan den ingang van het dorp, een weerslag volge als deze:

Harder is ’t gemoed van den blanken broeder aan de overzijde der zee?

Wilt ge dàt?

Of wilt ge dat de oude dorpspriester z’n hand zal leggen op het hoofd van uw kind, en tot hem zeggen:

Kom tot ons…zet u neder aan ons maal, en neem uw deel van wat we hebben…want ik heb uw vaderen gekend!

En, ten-slotte, gy die zegt te weten dat er ’n onsterfelykheid is, en ’n oordeel…gy die predikt dat dit leven ’n tyd is van arbeid om te geraken tot hooger staat…gy die beweert te gelooven dat u hier ’n veld is aangewezen ter bebouwing waarop eenmaal ’n oogst zal te gaêren zyn, ryk of schraal naar de mate van uwen yver…u vraag ik of ge beschaamd wilt staan op de vraag die eens zal worden voorgelegd aan ieder Nederlander die Indie zyn eigendom noemde:

»Wys my de plaats waar ge gezaaid hebt!”

Amsterdam, Grasmaand 1861.