Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/97

Deze pagina is gevalideerd
89
waar ik gezaaid heb!


toe papier, drukloon en moeite geleverd, waarvoor niets werd berekend. Ruim dertienhonderd guldens voor ’n vel druk…dit is veel, niet waar?

O, waarlyk, men koopt wat ik schryf, en als ik dáarop wilde spekuleeren, zou ik weldra zoo ryk zyn als de ellendigste Gouverneur-Generaal die z’n plicht niet deed.

»Als ik daarop spekuleeren wilde.” Dit is niet juist gezegd. »Indien ik daarvan gebruik maken kòn” had ik moeten zeggen. Want om te schryven, zóó dat m’n geschryf worde gekocht door het nederlandsch publiek, is hart noodig, genegenheid, liefde. Pectus est quod disertos facit, en al zy er in stukjes als ’t bedoelde geen spraak van disertie, ook andere hoedanigheden ontspringen alleen uit die ééne bron van ’t goede, uit den pectus: het hart.

Toen de heer Nygh my uitnoodigde om Nederlanders optewekken tot iets goeds, was ik wel reeds geschokt in de naïve meening dat het slagen mogelyk was, maar geheel opgegeven had ik toen die meening nog niet. Ik overwon m’n tegenzin in liefdadighedens — die in ’n goed-geordenden Staat niet te pas komen — en ik deed wat ik kon. Het schynt dat ik me redelyk goed gekweten heb: dat boekje was weer mooi.” Zeker, ’t is heel mooi! Nadat daarvan eenige drukken waren uitverkocht, regende het brieven aan m’n tegenwoordigen uitgever, om dat »mooie” boekje: Wys my de plaats, enz. De Heer Nygh — wien ’t nu eigenlyk toebehoorde, vind ik, nadat Java weer droog was geworden — staat toe dat het thans op gewone wyze worde uitgegeven, en voor-zoo-ver ik er over te zeggen heb, wil ik dit niet beletten. Maar ik doe ’t niet zonder protest tegen zoodanig gedeelte van den inhoud, als waarin iets goeds of edels by ’t gros van de nederlandsche natie blykt verondersteld te worden. Er is ’n gemoedelykheid in m’n boekje, waarover ik amende honorable maak, en die ik zoo vry ben terugtenemen zooals men ’n halssnoer zou terugzoeken, dat by vergissing ware terechtgekomen