Deze pagina is gevalideerd
46
waren. Hoe meer wij naar het Zuiden kwamen, hoe meer wij zulke geulen vonden, die ons zeer hinderden bij het vooruitkomen. Ondertusschen verminderde onze mondvoorraad en van de honden moest de eene voor de andere na, gedood worden om tot voedsel voor de overige te dienen.
Eenige honden hadden eerst een grooten afschuw van het vleesch hunner makkers als voedsel; maar toen zij steeds meer honger en niets anders te eten kregen, werden zij langzamerhand zoo verzot op dat voedsel, dat het moeite kostte hen er van af te houden als er weer een hond was geslacht.