Pagina:Nederlandsch kruidkundig archief.djvu/45

Deze pagina is proefgelezen

p. 7 zegt: »Ich möchte hier nur hervorheben, dass es vollständig unmoglich ist, die europäischen Rubi nach getrockneten Exemplaren kennen zu lernen. Alle Versuche, die Arten nach Herbariumsvorräthen zu umgrenzen, sind als völlig hoffnungslos zu bezeichnen. Erst wenn man die lebenden Pflanzen aufmerksam beobachtet hat, vermag man die trocknen Zweige mit einiger sicherheit zu deuten.

Inderdaad is vaak het materiaal zoo onvolledig, dat er bij geen mogelijkheid iets van te maken valt; dit gevoegd bij de vormveranderlijkheid der soort en de gemakkelijkheid waarmede hybriden gevormd worden, maakt dat het geslacht Rubus welhaast het lastigste onzer Europeesche genera is ter bewerking.


Myriophyllum proserpinacoides Gill. Dioecisch. Bladen allen gelijk en ondergedoken, glad, ecnigszins blauw^rooii, kamvormig-vierdeelig in dichte kransen van 4 of 5; segmenten haarvormig of somtijds lijn-spatelvormig, ten getale van 20—25, zeer weinig aangespitst; vrouwelijke bloemen asstandig, zonder bloembladen, 4 stigma's, deze wit en vedervormig; jonge vruchtbeginsels glad; kleine witte op haren gelijkende steunblaadjes bevinden zich aan de basis der bladen en tusschen de bloemen.

Zij behoort thuis in Chili en Urugay, doch is ook in NoordAmerika nu en dan uit kweekerijen ontvlucht. De plant, die in Botanische tuinen in warme kassen wordt gekweekt, schijnt van daaruit soms te ontvluchten. Merkwaardig is zeker dat zij nu en dan onze winters kan doorstaan, wat echter bij onze exemplaren niet het geval is geweest. Het blijft eehter altijd nog mogelijk dat zij zich op de een of andere wijze weet te verspreiden en het is om deze reden dat ik de opmerkzaamheid op deze Myriophyllum heb willen vestigen, niet omdat het een belangrijke nieuwe indigene zoude zijn.