Ao. 1784
NEDERLANDSCHE Gedrukt onder WORD UITGEGEVEN te AMSTERDAM VRYDAG |
No. 151
COURANT, NIEUWE-AMSTEL. by JAN VERLEM in de Warmoesſtraat. DEN ZEVENTIENDEN DECEMBER. |
NOORD-AMERIKA.
BOSTON den 10 October. De Amerikaanen hebben te Portsmouth een Gedenknaald opgericht, om voor altoos de barbaarschheid te vereeuwigen, met welke een Engelsch Generaal de Inwooners van dit Land van hunne Haardſteeden verdreeven heeft, na dezelve van alle hunne eigendommen beroofd te hebben. De plaatſen van Amerika, welke voor eenige gewigtige gebeurtenisſen tot een Schouwtooneel gediend hebben, zullen vercierd worden met dergelyke Gedenktekenen, geſchikt om tot de laatſte nakomelingſchap over te brengen den haat, welke de Volkeren van dat uitgeſtrekt Vastland aan de Verwoesters van hun Vaderland hebben toegedragen, en als nog toedragen.
ITALIEN.
TRIEST den 22 November. Wy zyn, wel is waar, hier niet bevreesd, ingevalle de Oorlog met de Hollanders mogt doorgaan; dan echter zullen hier binnen kort, om ons voor alle Vyandlyke aanvallen te dekken, aan de zyde der Zee Batteryen aangelegd worden. Waarſchynlyk zullen hier ook Kanoneer-Sloepen gebouwd worden.
ZEVENBERGEN.
KLAUSENBURG den 15 November. Ik ſiddere als ik ſlegts het minſte Geſchreeuw op de Straat verneeme; zo zeer zyn wy Klauſenburgers in ’t gevaar, van de Rebellen overvallen te worden. Zy zyn reeds 20,000 in getal, en pleegen in drie Colommen de ongehoordſte gewelddaadigheden. Zy trekken van de eene plaats naar de andere, plunderen en vermoorden alles, wat in hunne woede ontmoet, Zy hebben reeds het gantſche Hunyader Geſpanſchap verwoest; het Slot van den Heer Simon van Toroczkay hebben zy den derden dag, na deszelfs vertrek naar Klauſenburg, geheel uitgeplunderd, en alle Goude en Zilvere Vaten, nevens veel contant Geld, geroofd. Na dat zy het Slot geplunderd hadden, gingen zy in de Kelder, ſloegcn de Bodems der Vaten in, en lieten de Wyn loopen, zo dat zy tot boven aan hun lichaam in de Wyn rondwandelden, en deeze gewelddaadigheid werdt meerendeels van zyne eigene Onderdaanen gepleegd. De Schade, die deeze Graaf hier by lydt, wordt op 50,000 Guldens gerekend.
De Heer Baron Joſeph van Toroczkay, kwam vóór eenige met zyne Gemalin en Kinderen, ſlegts in het hembd naar Klauſenburg. Alle Graaven, Barons en de meeſte Edellieden vluchten van het Land in de Steden; gisteren kwam ook een Graaf in de Stad vluchten. De Wooningen in onze Stad zyn alle bezet; ’er is byna geen ledig Quartier meer te vinden. Van deeze Rebellen zegt men nu, dat zy reeds op den weg naar Klauſenburg en Hermanſtadt zyn, alles beeft en houdt de Wagt, van den grootſten tot den kleinſten. Gisteren heeft men hen verwacht, alle Kanonnen werden geplant, en ieder Burger hieldt zich in de Wapenen. Morgen, zynde den 16den deezer, zullen alle Edellieden, Graaven en Barons, te Paard hen te gemoet ryden, om hun, zo het mogelyk is, een beſlisſend Treffen te leeveren. De Oppergeſpan, Heer Graaf van Cſaky wapent zich insgelyks met zyn Volk. — Men hoopt eene gelukkige Attaque te doen, om de Rebellen te verſtrooijen, of hun Opperhoofd gevangen te neemen. Alles wat ſlegts het zwaard kan voeren, moet voor Altaar en Haardſteede ſtryden en zegevieren. Heden avond ten 6 uuren bragt men, by een der Stads Poorten, 21 Rebellen van Torda geboeid in het Comitaat huis. — Naauwlyks waren zy samengekomen, of ’er ontſtondt een geſchreeuw: de Vyand is aan de Poorten. — De gantſche Stad was in den grootſten ſchrik, alle Huizen werden geſloten; toen men echter vernam, dat het Gevangenen waren, liep men heen om deeze Roovers te zien; men ſloeg hun, hakte met Zabels ’er op in, en kwetſte eenigen. — Hier uit kan men zich onzen beklaagenswaardigen toeſtand levendig voorſtellen!
DUITSCHLAND en bygelegen LANDEN.
ERLANGEN den 10 December. Zo men verneemt zyn te Gortz uit het publiek Leenhuis, waar in de gantſche Stad haare Capitaalen gelegd hadt, 180,000 Guldens ontvreemd, en die geenen, welken de Directie over het Gebouw hadden, verdweenen. De arme Stad is door dat verliea t’eenemaal geruïneerd. — Ook zou in die zelfde Plaats van Weener Kooplieden eene groote Zyde-Manufactuur aangelegd worden, waar toe zy arme Italiaanſche Zydeweevers poogen aan te lokken, gelyk mede andere uitlandſche Fabrikeurs, van welken de gemelde Kooplieden tot hier toe hunne Goederen hebben moeten ontbieden, en die zy nu met hunne Fabrieken in de Erflanden zoeken te trekken.
FRANKRYK.
PARYS den 10 December. Men verzekert, dat ’s Konings Misſive aan Zyne Majeſteit den Keizer, de volgende uitdrukking bevat heeft: Als Broeder vermaan ik u tot Vreede, en als Koning bericht ik u, dat ik de Tractsaten zal houden. Een Spreuk, den Menſchenvriend en grooten Monarch overwaardig! Het Ultimatum des Keizers, gisteren by den Keizerlyken Gezant, Grave de Mercy d’Argenteau, aangekomen, bevestigd ook, dat ’s Konings welmeenende poogingen de gewenschte nadruk op het hart van den Keizer gehad hebben, alzo Hoogstdezelve zich thans geneegen toont, een aan Voorwaarden van een Minnelyk Vergelyk het oor te leenen, en dus waarſchynlyk van zynen Eisch op de Vrye Scheepvaart der Schelde af te zien. Ondertusſchen is het ligt te voorzien, dat de voorgewende beleediging van ’s Keizers Eere door het een of ander zal moeten herſteld worden; dan zulks komt op verre na niet in vergelyking met de Kosten, Onaangenaamheden, en de onzekerheid van den uitſlag eens rampſpoedigen Oorlog, en voornaamelyk het vergieten van het onbetaalbaar Menſchenbloed dat nu geſpaard zal worden.
NEDERLANDEN.
’s HAGE den 15 December. De Heeren Staaten van Holland en Westvriesland zyn heden wederom vergaderd geweest.
’t Is nu zeker, dat de Hollandſche en Zwitſerſche Gardes, die zich alsnog hier bevinden; aanſtaande Saturdag morgen van hier op Rotterdam zullen marcheeren, en van daar op Breda ſcheep gaan. Heden middag ten 12 uuren zyn de drie Escadrons Gardes Dragonders, die te Leiden in Garnizoen hebben gelegen, hier binnen getrokken, om met het Escadron van het zelfde Regiment, dat hier gelegen heeft, hier Garnizoen te houden. Daar benevens leggen hier nog de Gardes du Corps, en een Escadrom Gardes te Paerd, van wiêr uitmarsch men tot heden niet weet, ſchoon de verſpreide geruchten zulks reeds te kennen gegeeven hebben. Alle de Buitenwagten om ’s Hage zyn gisteren ingetrokken en afgelost, en de Wagthuizen geſloten, zo dat nu buiten geen andere Wagt betrokken wordt, als die aan de Oranjezaal, ’s Princen Huis in ’t Bosch.
Men kan onmogelyk met eenige zekerheid zeggen, hoe de zaaken tusſchen den Staat en den Keizer zullen afloopen, vermits ons hier toe echte tyding ontbreeken. De Prins van Waldek, Colonel-Commandant van een Regiment Cuirasſiers, in dienst van den Staat, zal, zo men zegt, ook een Corps Huſaaren, van 2 à 3 honderd Man ſterk, in dienst van deezen Staat commandeeren. Het Plan van den Heer Multa, om een corps te werven, zal, zo men denkt, ook zyn beſlag hebben. Heden avond zyn, waarſchynlyk wegens de ingevallen Sneeuw en Vorst, geen Duitſche Brieven gearriveerd; maar die van den 5 deezer uit den Opper-Paltz ſpreeken geen woord van den marsch der Troupen, die aldaar uit de Keizerlyke Erflanden, proviſioneel in 15 à 16 duizend Man beſtaande, verwacht worden, om naar de Nederlanden te gaan.
De Heer Smit, van de Hollandſche Gardes te voet, is gisteren morgen van zyne gedaane Reize alhier geretourneerd.
AMSTERDAM den 16 December. Yder weldenkende Nederlander wordt met ſchrik en vreeze bevangen, wanneer hv gadeſlaat hoe dat, zedert eenigen tyd, door den bekende verderflyken invloed, door het ſlegte beſtier van den uitvoerende magt, door eene onvergeefbaare verwaarloozing, het Vaderland aan de Landzyde is veronachtzaamd; dan, den Hemel zy gedankt; het oogenblik is gebooren dat het Staatsbeſtier van alle ſchaadelyke inkruipzelen wordt gezuiverd, dat de hoogheid, de veiligheid en de Vryheid van den Lande, wordt zekergeſteld. — Het kan onze Leezeren niet onaangenaam zyn, dat wy hun deze aanmerkelyke woorden uit het 4 Stuk van het voortreflyk Werk de STAATKUNDIGE BESCHRYVING der voornaamſte Gebeurtenisſen met betrekking tot deze Republiek, hier mede deelen. — Gelukkig Volk! (zegt de Schryver) waar by de Gemeenebest gezintheid door dringt, ik laat aan uw oordeel over in hoe verre het bederf van Overheerſching in het Vaderland doorgedrongen, en de Vryheid der Republiekſche Regeering vast gekluisterd is; overweeg ſlegts, hoe dat, in het Reglement van 1674, en in latere Reglementen op het ſtuk van Regeering, de Stadhouders aan zich hebben getrokken „Om het zelve ten allen tyde te kunnen veranderen en vermeerderen”; maak daar uit op eene waare gevolgtrekking, en ziet dan, of gy niet bevindt, dat de Stadhouders zich de volkome Souverainiteit hebben aangetrokken; vergelyk dan die toeſtand met de bepaalingen by het verbond van Unie gemaakt, met de onvervreemdbaare Rechten des Volks, met de inſtructien door de Stadhouderen onder eede bevestigd; en gy zult voorzeker erkennen, dat, behoudens de Unie, de Rechten der Oppermagt van geene der Vereenigde Provincien in handen van een derden vermogten overgebragt te worden; dat de Staaten nimmer eenige bevoegdheid hebben gehad of konden erlangen, om de Volks-Regeering, door ingevoerde Reglementen, aan de willekeur van een Vorst te onderwerpen, en dat de Stadhouders, ſtrydig met hunnen eed handelden, wanneer zy zulks aannamen. — Gelukkig Volk! thans ziet gy het gewenschte tydſtip, waar in uwe hooge Vertegenwoordigers niet meer vraagen, wat of zedert lang met de daad hier aan ſtrydig is verrigt? maar alleen, wat naar Regten, volgens de waare Regeerings-conſtitutie, kan en mag geſchieden: ..... Hoe veel bevalliger zal de nagedagte zyn van hun, onder wiens beſtier de voordeelen der Burgerſtaat van alle ſchadelyke inkruipzelen zyn gezuiverd, dan van de zodanigen, die deze verderflyke grondſlagen hebben helpen leggen!
COPIA eens BRIEFS van ’t Schip DEN BRIEL, aan zyn Vriend te DELFT.
Zondag ’s morgens ten 11 uuren met de Voorvloet, deeden wy ſein voor ’t Convooi om Anker te ligten en onder zeil te gaan, de Wind toen O. N. O. ſtyve dubbelde gereefde Marszeils koelte, dikke verſtopte Lugt, raakte ten half twaalf uuren onder zeil, hadde groote moeite om ons Anker t’huis te krygen na ’t dryvend was, niet wetende waar ’t aan hield, kreegen het met groote forcie voor de Kraan; toen wy af en aan Goeree waren, wierd ’er geraporteert dat ’er veel Water in ’t Schip kwam, als hebbende in een minuut tyd van elf duim tot 4 voet toegenoomen, evenwel vervorderde wy ons cours, denkende dat het door de Kluysgaten kwam, braste wat op de Wind om die te ſtoppen, ’t geen reusſeerden, pompte met kragt en vervolgde ons cours, maar verre het Water daar door verminderde, bevonden wy 11 voet Water in ’t hol, alle de Leggers in ’t ruim dryvende, dus geen mooglykheid om na Zee te gaan, waren toen af en aan ’t ſteene Baken, moeſten evenwel na ryp overleg reſolveeren om wederom te keeren en te zeilen zo ver wy konden, maar door ’t veele Watet was ’er geen Stuur meer in ’t Schip, en weigerde door de Wind te gaan, braste toen Levendig, als hebbende geen ander middel dan ’t op Strand te zetten, om zo ’t mogelyk was de Equipage te redden, ſtootten ’t half om, waar door direct ’t Roer over boord ging, moesten de groote Mast kappen om ’t Schip te regten; met de agter Vloed zagen wy de tweede Schipper, Onder Stuurman, Opper-Zeilemaaker, die met de Jol een Tros dagten aan de Wal te brengen, om door dat middel ons te redden, voor ons oogen vergaan; edog zetten wy ten 5 uuren met de Eb de groote Chaloup uit, waar door wy een gedeelte der Equipage redden, maar met de derde togt de Chaloup lek rakende, was ’er dien avond geen hoop meer, konde met de Vloed niets uitregten, ’t Schip geweldig ſtootende, dagten alle oogenblikken dat ’t Schip aan ſtukken zoude ſlaan, edog kreegen wy Maandag morgen met groote moeite de kleine Chaloup uit, waar door de overige Equipagie gered is; de Capitein bleef tot het laatſte aan boord; men denkt ’er 12 à 13 Man gebleeven zyn met die tusſchen Deks verdronken zyn, waar van verſcheide dood aan Strand gedreeven; ben in haast: dood koud en nat: zal zo ſpoedig als mooglyk by uw zyn en mondelyk breeder verhaalen.Blyve enz.
Te Sivilien is gearriveerd Booy Petterſen, van Breemen.
Te Nantes Harmen Rutgers, van St. Malo.
Te Liebourne Barend Dirks, van Rotterdam.
Te l’Orient is na alvorens door de Loots op een Klip te zyn gezeild, dog weder om in vlot water gekomen, beſchadigd binnen geloopen Jacob Willem de Vries, van Brest.
Te Havre de Grace J. Pieters, van Marſeille, G. H. Kolmer, van Petersburg, Schipper Fruman, van Virginien, en vertrokken M. Knudſen, na Nantes, H. Okke, J. Wiers, beide na Brest.
Te Lubeck M. Lang, van Riga, P. Knutſen en P. Schut, beide van Koppenhag.
Te Duinkerken Jaquis Gerhard Morel, van Marſeille, en aldaar was geſtrand Jean Benjamin Morel, van Mallega, ’t Schip was vol water.
Te Koppenhagen C. Matſen, P. Otterſe, beide van Lisbon, L. Anderſe, van Figueira, P. Fabritius, van Archangel.
Te Dramme C. Stubolt, van Loe, by Plymouth.
In Dayns zyn binnengeloopen Sipke Klaaſen, na Bilboa, Bartel Vos, Dirk Brolind, Jan H. Ruge, alle 3 na Surinamen, Helman Helmers, na Lisbon, alle van Amſterdam, de laatſten had zwaar weêr gehad.
Te Oosterhorn in goede ſtaat Jan Christiaans en Tye Tunie, beide van Bremen.
Te Oſtende Marten Hageman, van Bajoene, J. B. le Roux, van Havre de Grace, en vertrokken C. le Moyne, na Lisbon, S. Haubusch, na Bourdeaux.
Te Hellevoet en de Maas J. Slade, van Oſtende, A. P. Matthyſe, van Bourdeaux, en vertrokken J. B. Crauwfort, na Madera, G. Jenſen, D. Varkenvisſer, beide na Marſeille, A. B. Simonſe, na Teneriffe, P. le Roux, A. D. Schamp, N. Maungeralle na Guernſy, C. Meyer, M. Lels, beide na Bourdeaux, M. Jansſen, P. S. Tekes, beide na Cadix, J. Miller, na Granville, A. Enthold, F. Smeer, beide na Bajonne, H. Steur, na Rouaan.
Van Cadix is den 14 November vertrokken Gerrit Brandaris, van Smirna na Amſterdam gedestineerd.
By Talkenburg is geſtrand ’t Schip de Concordia, Schipper L. Helleman, van Amſterdam na Nordkioping gedestineerd.
Te Honfleur is, na verlies van Ankers en Touwen, binnen geloopen, Momme Knutſen, van Rouaan na de Bogt gedestineerd.
By Kaap la Houge is verongelukt het Schip de Maria Helena, Schipper Jacobs, van Sivilien na Amſterdam.
ZEE-TYDING.
ZONDAG den 12 Decemb. in ’t Vlie binnen gekomen.
Jacob Labon, de Providentie — — van Sunderland.
Hendrik Jans Dik, de Vrouw Egberdina Bergen.
De Wind Noord-Oost, harde Wind, niets na Zee.
MAAND. den 13 Decemb. ’t Vlie binnen gekomen.
Harmen J. Bakker, de Vrouw Christina van Hoekzyl.
De Wind Noord-Oost, harde Wind, niets na Zee.
AMSTERD. den 14 Decemb. in Texel binnen gekomen.
Egbert Arends, de Jonge Sierts — van Bourdeaux.
Joſeph Martsmer, de Hoop — — van Leverpool.
Harmen Bakker, de Jonge Uldrik — Noorwegen.
De Wind Noord Oost, niets na Zee.
DlNGSD. den 14 December in ’t Vlie niets gepasſeerd.
De Wind Oostelyk.
AMSTERD. den 15 Decemb. in Texel binnen gekomen.
Jan Hulsdorp, de Eliſabeth Louiſavan Bilboa.
De Wind Noord-Oost, na Zee.
’s Lands Snaauwſchip van Oorlog.
Capt. J. E. Drillinger, DE JAGERna Zeeland.
Daniel Knuttel, de Dolphyn — — — Curacao.
Hendrik Belmer, de Cornelia en Theodoea na Surinamen.
Simon Vaartjes, Broederlust — — — dito
Hendrik Kryns, de Juffrouw Eleonora Cathar, St. Euſtatius.
Abraham Tomas, de Keizer en Koopmandito.
Gerben Siebes, de Juffrouw Sophia — Cadix.
Hesſel Jans de Jong, de Vrye Vries — Sivielien.
Pieter Akkerman, de 2 Gebroeders — Barſelona.
George Stewart, the Peggy — — — Rotterdam.
De Actien van de O. I. C. 206 op Febr[.] W. I. C. 28½. Eng. O. I. C. 134¼ Eng. Bank 115. Z Zee 65½. 3 Gec. dito 57¼. 4 pCt. Ann. 72½. Omn. —.