Pagina:Nieuw belgisch kamerorkest, programmaboekje 5 dec. 1989.pdf/10

Deze pagina is proefgelezen


3.IK HEB EEN GLOEIEND MES

Ik heb een gloeiend mes in mijn borst,
O wee! O wee! Dat snijdt zo diep
In alle vreugde en alle lust,
Zo diep, zo diep!
Ach, wat is dat voor kwade gast!...
Nooit houdt hij zich stil,
Nooit neemt hij ook rust,
Niet overdag, noch ’s nachts als ik slaap!
O wee! O wee!
Wil ik naar de hemel kijken,
Zie ik twee blauwe ogen prijken!
O wee! O wee!
Als ik naar het gele veld staar,
Zie ik van ver haar blonde haar opwaaien!
O wee! O wee!
Ben ik met mijn dromen klaar
En hoor opeens haar parelend lachen,
O wee! O wee!
Liever lag ik op de zwarte baar
En nooit, nooit meer mijn ogen openen!


4. TWEE BLAUWE OGEN

Die twee blauwe ogen van mijn schat,
Die hebben mij de wijde wereld in gestuurd.
Ik moest afscheid nemen van wat ik het liefste had!
O blauwe ogen! Waarom toch naar mij getuurd?
Voor eeuwig moet mijn hart nu lijden!
Ik ben uitgegaan in de stille nacht,
Over de stille donkere heide.
Niemand heeft mij vaarwel gezegd, vaarwel!
Mijn gezel was liefde en lijden!
Langs de straatweg staat een lindenboom,
Daar heb ik voor het eerst al slapend gerust!
Onder de lindenboom!
Die heeft mij met zijn witte bloesems besneeuwd.
Toen wist ik niet, wat het leven doet,
Was alles, ach, alles maar weer goed!
Alles! Alles! Liefde en leed! En wereld en droom!