Pagina:Nieuwe Tijdinghen 1620-07-30 (2).djvu/7

Deze pagina is proefgelezen

7

altijts vanden Hertoch Maximilianus ontfangen hadde volle betalinghe, t’is vremt, te weten dat hy een maent voor zijn doot van zijn Huysvrouwe die int Aerts-Bisdom van Ceulen was tot hem geroepen heeft, voor reden gevende, dat hy ghevangen wesende haest soude moeten hanghen, daerom waert dat zy hem wilde levendich sien, haer spoeyen soude om daer te komen, ende siet op den selfsten dach als zy inden Leghen quam, is hem voor goet overcomen t’welck hy spot-wijs ontboden hadde.
Als heden te weten den 13. Julij is den Hertoch Maximilianus lancx de Donau in Neer-Oostenrijck ghekomen. Godt geve dat mach wesen met eene glorieuse ende onbloedighe victorie.
Voor het leste hier is van Ausburch het Conterfeytsel vanden Generael der Cosacken (die gelijcmen seyt met ses duysent den Keyser ter hulpen compt) met een sulcken opschrift. Magnanimus et fortissimus Cosacus Plachta nomine etc. Den welcken van te voren ghecreghen hebbende veel schoone victorien vanden Mosquiten, Tartaren, Turcken, ende andere vyanden der Christenen, in dit leste teghenwoordich Jaer 1620. met bystant van andere Cosacken in de wterste paelen van Polen, heeft veel duysende vande Tartaren te niet ghedaen, verlossende daer door een groote menichte der Christenen.

ImprimaturP.C.C.A.