7
Saxen, men verstont dat hy alle middelen socht oft men eenichsins vrede soude connen betreffen, maer t’is te dencken het vier nu soo ontsteken is, qualijck tot vrede soude connen comen.
Den Pfalts-graef en wilt niet verstaen de Croon van Bohemen af te legghen, dan wacht op het Secours hem belooft is, soo van d’eene als d’andere, soo wel van Enghelant, als Hollant, en Zeelandt, maer sal hem bedroghen vinden, den Hertogh van Saxen heeft hem ontboden met alder vlijt, het Coninckrijck van Bohemen te willen verlaten, ende dat het Huys van Oostenrijck, het Heylige Roomsche Rijck niet en sal toestaen sulcken onbehoorlijcke Nulle Verkiesinghe toe te laten, ende oock de Keur-Vorsten desselfs, daer by zijn geinteresseert ende hoe verwijtelijck het soude wesen vande Inlantsche ende Wtlantsche Potentaten, iae vande gansche posteriteyt, indien zy die sorchvuldicheyt niet ter herten en namen etc. Den welcken brief den Pfaltz-Graue met den Inhout wel is behandight, int lanck verhaelt, ende ghedaen Torgau den 9. Augusti 1620.
Den 7. September wt Praghe.
Den nieuwen Ghepretendeerden Coninck doet alle neerstigheyt om gelt te moghen becomen, ende heeft alles int gansche lant op gheboden ende beuolen een yeghelijck veerdich te houden, ende in de