Pagina:Nieuwe Tijdinghen 1620 Den eygen sin, ende meyninghe vande oorlogen in Europa.djvu/22

Deze pagina is proefgelezen

22.

Steden een voet ghegheuen hebben om haer vrijheyt te versoecken, diese na vele in Vranckrijck besitten ende wel al souden begheeren. Waerom ift oock dat dien Ouden in Hollandt den ionghen Prince ghebeden heeft hem te voeghen by de rebellen van den Coninc, anders dan om hem te bederuen, ende zijn Ondersaten te bethoonen, wat hy daer naer teghen haer soude wtgherecht hebben?
Ten laesten ghelijcker niet ghewoonlijcker alsoo oock niet schadelijcker isser dan den Coninck een naerghelegen byandt te soecken, door welcke hy swacker ende ontstercker worde, dit ghebruyck sien wy daeghelijckx in de Hollanders die van Oosten tot Westen in alle kanten opspooren vyanden teghens den Coninck van Spangien ende niet alleen aen hem maer aen alle Princen zijnde eenichsins sijn Maeghschappe ofte Bloet-vrienden.
Met wat een yver hebben zy de Venetianen gheholpen teghens Ferdinandum, ende nu met hoeveel schoone beloften soeckense de herten van de Bohemen t’onsteecken om heel Duytslandt hoogh laeghs om te worpen, voor haar vastnemende, mochtense eens het huys van Oostenrijck in een forme van ghemeyne regieringhe veranderen, verbonden zijnde met de Zwitsersche, Venetianen, Handtsche ende Keyserlijcke steden datse d’andere als kleyne Coningskens lichtelijck souden kunnen onder den bandt brenghen, en de Landen tot haere regieringhe t’samen voeghen, want de Religie ende t’Gheloove gaet haer alleen naer, dan voor soo veel tot vermeerderinghe ende bevestinge van Staet soude schijnen bequaem, ende profijtich te wesen. Dit is maer al te kennelijck siende datse met de Venetianen Catholijck ende met den Alder-Christelijcxten Coninck van Vranckrijck kunnen vereenighen, euen wel als met de Brunswijcxse Lutheranen, Zwitsersche Zwinglianen, Bohemersche Hussiten, Picarditen, ende Confessionisten. Alleen d’Arminianen haer eyghen ingheseten, die vry meer verdient hadden, vervolghense met straffe Placcaten ende Huyssoeckinghen met Boeten, Breucken, Ballinghschappen, iae- totter doot toe.
Wat leeren toch de Contra-Remonstranten (wtghenomen vijff Artijckelen) t’gene de Lutheranen oock niet en doen! Hoe cant meughelijck zijn datse Voorstaenders des Ghelooffs in Bohemen, Silesien, Oostenrijck, ende andere Landen cunnen

wesen,