gezwoeg en verdienste deelende in de broederlijkheid van hun samenzijn.
Twee volle jaren! En zij waren nu terug in Europa, Engeland vermijdende, teruggekeerd in hun geboorteland, Holland, Amsterdam, Den Haag. Het was in beiden een vreemd verlangen, die plaatsen, welke zij vroeger, beu van het overbekende, hadden verlaten, om hun weg door de wereld te vinden, nu terug te zien, er hunne gebroken levens naar toe sleepend, alsof zij er eene genezing hoopte te vinden, een wonderbalsem, een troost voor het bestaan. Zij hadden een duitje overgespaard en zij konden enkele zomermaanden blijven rusten, hun handjevol geld zuinigjes opmakend in eene korte zomerverpoozing. Zoo hadden zij in een villa te Scheveningen - eene, links van het Oranje-Hôtel, ziende op de zee - een optrekje gehuurd van een paar kamers, en de zee was het wisselzieke verschiet geworden, waarop hun droomerig zomergesoes uittuurde, weinig als zij zich linksaf bewogen, naar het gewoel van Kurhaus en strand. Uren bleef Frank daar voor zitten, op het uitstek, in een rieten stoel, de beenen op de balustrade, de blauwe kronkelingen van zijn sigaarrook even om hem heen drijvend; hij voelde zich versuffen, zonder veel leed meer, zich schikkende in zijne nutteloosheid, met nu en dan wat herinnering aan vroeger: eene droevigheid, die niet meer smartte. Dan, stijf wordend van het niets doen, werkte hij aan ringen of rekstok, werkte met halters of schermde wat met Bertie, wien hij het geleerd had, Hij zag er goed gezond uit, nog