177
Zoo hoopte zij langen, langen tijd, het eerst niet willende zien, dat hij doffer werd en somberder, dieper en dieper bukkend onder zijne zwaarmoedigheid. Maar toen, toen moest zij het zien, kon zij het zich niet meer loochenen. Zij moest het zien, dat hij bij hare glanzige woorden, hel van illuzie, stil werd, niets meer zeggend, soms even de oogen sluitend met een zucht, dien hij poogde te dempen. Zij kon het zich niet meer loochenen, dat al hare hoop in hem slechts den weêrklank van wanhoop wekte. En toen dit alles eens voor haar duidelijk werd, in eens, gevoelde zij ook, in eens, geheel hare nervoziteit haar overheerschen, gevoelde zij, dat zijzelve zeer ziek was, gevoelde zij haren moed, hare hoop, hare illuzies, zinken, steeds dieper zinken, wegzinkend ... Een alsem van bitterheid welde, alles vergallend, in haar op; alleen, zonk zij, gebroken, in woeste smart uitbarstend, op heur bed neêr, het leven vloekend, God vloekend, radeloos...
III.
Toen gebeurde het, dat, niettegenstaande dit alles; hun huwelijk bepaald werd te zullen gesloten worden in korten tijd, in anderhalve maand; Frank zoû door eenige zijner oude vrienden geholpen worden aan eene werktuigkundige betrekking op eene fabriek in Glasgow, Eve zoû haar moederlijk erfdeel medekrijgen; geene bezwaren stonden in den weg.
Den Zondag placht Frank geheel en al door te brengen ten huize van Sir Archibald. Hij kwam