42
naam zelfs zoû willen snijden, al ware die ook nog zoo lang, maar hij zweeg: het had als eene banaliteit geklonken, te midden van die treurende natuur.
En hij korf zijne letters in die deur, die was als een vreemdelingenboek. Eve stond stil te turen naar het westen, en ze zag, dat de drie lijntjes goud verbleekten en het roze wegsleet.
— De zon, de zon! murmelde zij onhoorbaar, rillend, met een bleek lachje om hare lippen en een vochten blik.
Er vielen zware droppels regen. Sir Archibald vroeg of zij kwamen en ging reeds vooruit.
Even knikte hem droef glimlachend met hare wimpers toe en naderde Frank.
— Is u klaar, mr. Westhove?
— Ja, sprak Frank en korf nog haastig zijne laatste letters.
Zij zag toe en bespeurde, dat hij voor haar gesneden had: Eve Rhodes, met zeer nette, gelijke, glad uitgeschaafde karakters. Daaronder stond: Frank — grof en ruw gehouwen in de haast.
— Waarom heeft u Rhodes er bij gesneden? vroeg ze en hare stem klonk zeer gedempt, zeer van verre.
— Omdat dat langer was, antwoordde Frank eenvoudig.
IV.
Ze waren in een slagregen, een zondvloed, uit al de urnen des hemels neêrgekletst, teruggekomen, in het Grand-Hôtel, beslikt tot hunne middels, nat