Pagina:Noodlot.djvu/51

Deze pagina is gevalideerd

50

Eve! Frank zoû trouwen en... hij, Bertie? Waar zoû hij blijven, wat zoû er van hem worden?

Zwaar gevoelde hij de noodlottigheid van het leven, en de onrechtvaardigheid der levensaaneenschakelingen en hij zag in, dat hij zijn eigen ongeluk had opgeroepen door slechts een enkel woord... Een enkel woord: Noorwegen! Noorwegen, Eve, Franks liefde, Franks aanstaand huwelijk, zijn eigen ondergang... hoe hatelijk duidelijk zag hij die enkele schakelen zijner levensketen in elkaâr geklonken! Eén woord, uit eene domme intuïtie geuit: Noorwegen: en hij bewerkte onherroepelijk het geluk van twee anderen, ten koste van zichzelven! Onrechtvaardigheid, onrechtvaardigheid!

En hij vloekte de intuïtie, die geheime domme kracht, waarvan een beetje is in ieder woord, dat wij uiten, en hij vloekte dit: dat ieder woord, iedere klank der menschelijke stem, niet overlegd kan zijn. Wat was het toch, intuïtie? Iets stom en goedigs, een soort zinneloos beter ik, zooals de menschen zeggen, dat, diep verborgen, in het geheim, maar voortholt als een dol veulen, dwars door de fijnste verwikkelingen der spinnende gedachte heen! O, had hij maar gezwegen van Noorwegen! Wat gaf hij om dat eene, noodlottige, land boven alle andere landen? Waarom niet Spanje, Rusland, Japan, mijn god, Kamschatka, voor zijn part; waarom juist Noorwegen!! Domme intuïtie, die zijne vervloekte lippen verlokten te zeggen: Noorwegen, en onrechtvaardigheid van het lot, het leven, van alles!!

Energie? Wil? Was dáár tegen te willen en