65
VI.
Eens echter dat hij, dat alle hoop hem begeven zoû: het gevaar dreigde onmiddellijk.
— Bertie! sprak Frank, die thuis kwam, zeer opgewonden. Je zoû morgen met den dag kunnen geholpen zijn. Een van onze clubvrienden, Tayle, je weet wel, zocht, naar hij mij zeide, iemand als particulier secretaris bij zijn vader, Lord Tayle. De oude man woont op zijn kasteel in Northumberland, is altijd ziek en is wel wat lastig, naar zijn zoon me verteld heeft, maar toch schijnt het mij toe, dat je niet gauw zoo iets terug zal vinden... Je zoû een toelage van tachtig pond krijgen, en natuurlijk op het kasteel wonen. Ik had er al dadelijk met Tayle over gesproken, als je me niet vroeger verzocht had...
— Heb je mijn naam genoemd? vroeg Bertie, haastig en bijna beleedigd.
— Neen, antwoordde Frank, verwonderd over zijn toon. Ik heb niets willen voorstellen, voordat ik je gesproken had. Maar beslis nu gauw, want Tayle had reeds twee anderen op het oog. Als je echter nu nog niet beslissen kan, zal ik dadelijk naar Tayle toerijden: mijn rijtuig wacht...
En hij greep reeds zijn hoed.
Tachtig pond, eene betrekking als secretaris met vrij wonen op een kasteel, wat zoû het Bertie vroeger als met glans verblind hebben, vroeger in Amerika. En nu...
— Beste Frank! sprak hij koel. Ik ben je dankbaar voor je goede bedoelingen, maar doe geen