85
ja, jawel, ik begrijp dat wel; papa heeft me een beetje liberaal opgevoed...
Hij herinnerde zich dat gezegde: zij had het nog éens gezegd... Toen, beiden, dachten zij aan Moldehoï, aan de zwarte wolken... Eve rilde...
— Heb je het koud, lieveling?
Zij schudde van neen, steeds met dien vreemden blik in haar oog. Hij wilde haar omhelzen, maar zij trok zich langzaam terug, en hij gevoelde zich onhandig, bijna verlegen. Hij begreep haar niet. Waarom geen kus, waarom geen geheele verzoening, als ze het begreep, als ze een beetje liberaal was opgevoed? Maar ze was misschien nog wat ontsteld. Hij wilde niet aandringen. Het zoû wel slijten...
Toen hij heen was, in hare kamer, rilde zij, klappertande zij, als in koorts.
Hartstochtelijk begon zij te snikken, diep, diep rampzalig, wanhopig, dat zij leefde, dat zij mensch, dat zij vrouw was, dat zij liefhad, vooràl dat zij liefhad; dat de wereld bestond, dat alles zoo laag en vuil was, als slijk... zij walgde van dat alles. En het was haar of ze nooit iets begrepen had van hare boeken, noch van Spencer, noch van "Gespenster", vooràl niet van "Gespenster", of ze nooit iets begrepen had van haar vaders opvoeding: een beetje liberaal; het was haar of het blanke vleugeldons harer illuzies om haar heen stoof, of eene ruwe hand een druivenwaas van haar innigste geheimenis, van de ziel harer ziel had weggevaagd, of het heilige leliënmysterie harer maagdelijkheid dwars door een riool was gesleurd.
En voor het eerst bonsde de rust harer groote,