EEN NACHT IN NORDMARKEN.
Een Julidag, zoo doorschijnend helder als een dag in September, een zonnestraal boven de bergen van Baerum en de dennengeur, dien ik toevallig opsnoof, deden, in 't midden van den heeten zomer en in de duffe stad, mijn' zwerflust ontwaken en mijn heimwee naar bosch en veld. Ik moest en zou naar buiten om de frissche lucht van stroomen en dennen in te ademen. Doch slechts een paar dagen stonden te mijner beschikking. Tot een' langen tocht schoot dus de tijd te kort; een uitstapje naar Nordmarken, om daar te visschen, was al wat ik me mocht veroorloven. De toebereidselen waren spoedig gemaakt; aas en vischtuig waren in orde, en na eene wandeling van weinige uren was ik den Hammer voorbij, ging langs eene berghelling naar Kamphaugen en van deze hoeve verder naar de Björnsjö-rivier. In de diepte glinsterde de baai nu en dan tusschen de stammen der boomen en de open plekken van 't bosch. De vogels zongen uit volle borst en 't werd me zoo vroolijk en vrij, nu 'k weer ademen mocht in den zoeten woudgeur. 't Gedruisch van den waterval riep mij tot zich en spoe-