geesten en de Huldren, maar in zooverre stond ze reeds onder de macht der zoogenaamde verlichting, dat zij niet gaarne uitkwam voor haar geloof aan deze natuurmachten. Wanneer eene van ons beiden tegenwerpingen maakte, verdroot haar dit; dan beriep ze zich soms op hare eigene ervaring en vertelde daarvan een of ander, maar meestal zweeg ze stil! ’t Was er verre vandaan, dat ik de opgeruimdheid, die hare vertellingen eene frissche levendigheid bijzette, wilde verjagen; daarom gaf ik Trine een wenk met de oogen en zei: »Maar wie zou er twijfelen aan de waarheid van dat alles? Wil ik eens wat vertellen, dat nog veel zonderlinger schijnt? ’t Heugt je wis nog, dat ik voor twee jaar mijn’ oom in ’t Hallingdal heb bezocht? Daar ontmoette ik een oud man van bijna honderd jaar, van wien men verhaalde, dat hij in de macht der Huldren stond. Hij had eene zwakke borst en zag er vervallen en gebrekkig uit. Zijn blik was dof en wezenloos en soms scheen het, dat hem alle bewustzijn ontbrak. In zijne jonge jaren was hij eens bij den aanvang des zomers naar den Saeter getrokken. Nu geviel ’t, dat hij op zekeren dag onder boos weer den berg op moest in plaats van den veehoeder. ’s Avonds kwam de kudde naar den stal terug, maar Ole was verdwenen. Men ging hem zoeken, heinde en ver, men loste schoten en luidde de kerkklok, maar hij kwam niet terug. Hij was door de berggeesten weggevoerd en dezen wilden hem niet loslaten. Vooral eene jonge schoone Hulder hing hem met trouwe liefde aan. Zij was altijd vriendelijk jegens hem, deed alles om hem te behagen en leerde hem op de mondharp spelen. Zoo fraai heeft gewis nimmer iemand op dit eenvoudige instrument gespeeld als de oude Ole. En hij bracht die heerlijke
Pagina:Noorsche Volksvertellingen.djvu/72
Deze pagina is gevalideerd
58
VAN »FJELD EN SAETER.”