Pagina:Noorsche Volksvertellingen.djvu/89

Deze pagina is gevalideerd
75
DE VERTELLINGEN VAN DEN DOODGRAVER.

was goed ook; want op eens was 't bosch, aan den kant waarheen ze had gezien, geheel zwart geblakerd en verschroeid!

Deze tooverheks liet eene dochter na, die later in huis kwam bij een' predikant in 't Gudbrandsdal. Zij mag negen jaar oud zijn geweest, maar ze was reeds geheel verdorven en zat vol heksenstreken. Eens gelastte haar de predikant eenige spaanders, die op 't erf lagen, naar de keuken te dragen.

»Och," zei ze, »ik kan ze wel binnen brengen, zonder dat ik ze behoef te dragen."

»Zoo," zei de predikant, »laat mij dat eens zien."

Oogenblikkelijk maakte zij wind en daar vlogen de spaanders de keuken binnen. De predikant vroeg, of ze nog meer dergelijks kon uitrichten. Ja wel: ze kon ook melken, maar deed het liever niet, want 't was nadeelig voor 't vee. De predikant drong er echter op aan; ze was noode over te halen, maar eindelijk zou ze 't doen. Ze stak nu een knipmes in den wand en zette eene melknap daaronder, en nauwelijks raakte zij 't mes aan of de melk stroomde in de nap. Na eene poos wilde zij ophouden.

»O, neen, melk voort, kind," zei de predikant.

Eerst weigerde ze, maar de predikant praatte zoolang, tot zij op nieuw begon.

»Nu moet ik ophouden," zei ze een oogenblik later, anders komt er niets dan bloed."

»Och, melk maar voort, kind," zei de predikant, »en stoor je nergens aan."

Op nieuw weigerde zij, maar gaf ten slotte weer toe en ging voort.

Een ommezien daarna hernam zij: »Ja, houd ik nu niet op, dan valt straks de beste koe op stal dood neder."