Pagina:Occult woordenboekje (Van Veen 1937).djvu/8

Deze pagina is gevalideerd
6
Ak-An
 


Nog steeds een onvermoeide propagandiste van het spiritisme.
Aksakow, Alexander: 1832—1903. Russisch staatsraad; richtte in 1874 „Psychische Studien” op en gaf in 1890 zijn boek uit: „Animismus and Spiritismus”, naar aanleiding van Eduard von Hartmann’s „Der Spiritismus”. Aksakow bewees in zijn boek, dat naast de animistische ook de spiritistische hypothese recht van bestaan heeft.
Alaesthesie: het op een afstand voelen (door magnetisch rapport) van een door een prikkel bij anderen teweeggebrachte indruk.
Albertus Magnus: 1193—1280. (Albert von Böllstädt). Zwabisch dominikaner monnik, alchemist en magiër.
Alchemie: kunst van goudmaken, van het veranderen van het ene metaal in het andere, met behulp van de steen der wijzen. Ook van het maken van levenselixer. (Ook: alchimie).
Allo-psychie: het overdragen van gedachten, voorstellingen, gevoelens en gemoedsaandoeningen.
Ambivalent: dubbelwaardig; dubbelgericht zijn. B.v.: iemand tegelijk haten en liefhebben.
Amnesie: het ontbreken van het geheugen.
Amorph: vormloos. Van het karakter: niet emotioneel en niet actief met primaire functie. (Zie aldaar).
An-aesthesie: ongevoeligheid voor zintuigelijke indrukken.
Analgesie: ongevoeligheid voor pijn. (Ook: analgie).
Anaxagoras: Grieks wijsgeer (500-428 voor Chr.). Hij nam naast de stof een tweede geestelijk principe aan en was de eerste, die een onstoffelijken Schepper aannam.
Anima: (eigenlijk: luchtstroom, adem). Verder: lichamelijke levenskracht, levensbeginsel, levend wezen.
Animus: Ziel, geestelijke levenskracht, geest.
Animaal: dierlijk. (Zie magnetisme).
Animatisme: neiging tot personifiëren van al, wat zich beweegt en zich daardoor als levend wezen voordoet.
Animisme: geestverering bij natuurvolken, die geloven, dat ook de levenloze voorwerpen een ziel bezitten; zij zien in alle verschijnselen en werkingen in de natuur uitingen van