144 SPIERKUNDIGE TAFELEN
zijdelijke en achterfte gedeelte der tong: zi} beweegt de tong achter- en Zij-waards.
7de TALEL.
VAN DE SPIEREN, VAN ‘T STROTTENHOOFD EN'T KEELGAT.
Het ftrottenhoofd (larynx), is het boventte gedeelte. van den luchtader (aspera arteria), her well met de tong, met het tongbeen en keelgat naauw verknochtis, en be(taat voornaamlijk uit vijf kraakbeenderen; te wee- ten,
1, Het /childswijze kraakbeen (cartilago thyroides f. feutifor< mis): dit is het grootite, is van vooren gelegen, en maakt den Adamsappel uit.
2. Het ringswijse kraakbeen (cartilago cricoidea f. annula- ris), is onder het voorgaande gelegen, el vat achteren grooter dan van vooren,
3 en 4, De fpleetmaakende kraakbeenderen Ceartilagines ary- tenoidee f, guttales)- deezcn zijn achterwaards op den bo= venrand van "t ringswijze kraakbeen gelegen, en laaten in °t midden eene opening, welke ftrotipleet (glottis) genaamd is. :
5. De firovktep Cepiglotsis) is aan “t achterltc en bovenfte gedeelte van het {childswijze kraakbeen gelegen, en door eenen band daar aan vastgeliecht.
Deeze kraakbeenderen, zijn op verfchillende wijzen be- weegbaar, en wel door hulp van fpieren, wellen aan dese zelyen vastgehecht zijn.
De fpieren vant ftrottenhoofd zijn gedeelteliik gemee- ne en gedeeltelijk eigene; geenc peweegen het gantfche ftrrottenhoofd, et deeze de Kraakbeenderen afzonderlyk.
Tot de gemecne, waarvan er wederzijds één gelegen is, behooren de volgende: ‘
I. De borstbeens- {child- Cfierno-thyroideus) y of longpijps fpier Cbronchialis), of (/terno- cleida- broncho- cric9- thyr dim deus): deeze is cene lange, platte en dunne (pier, neemt haar begin van ’t boventte gedeelte, ©? de binnenfte oppetvlakte des borstbeens, als ook van het daaraan grenzende gedeclte des fleutelbeens, en van het kraak-
beenig gedeelte der ecrite rib; loopt vandaar over de fchilds- �
