Pagina:Ontleedkundige tafelen ... verrijkt met eenen ... bladwijzer, en aanhaalingen der plaaten van B. Eustachius (IA b22034043).pdf/153

Deze pagina is niet proefgelezen

SPIERKUNDIGETAFELEN 145

fehildswijze klier (e/andula thyroidea) heen, en plant zig in aan de zijdetijke opperviakte van ’t {childswijze kraak-been : zij trekken beiden het {trottethoofd naar beneden, én verwijden de ftrottenhoofdsfpleet. - 2. De tongbeens-fchildswijze kraak beens{pier (hyothyroides us): zij is insgelijks eene dunne piatte {pier, weike van de binnen(te en vitgehoolde vlakte van het tongbeen out- ftaat, en zig aan ’t zijdelijk gedeelte van ’t {éhildswijze kraakbeen, boven de voorgenoemde inplant: aij trek- ken beide het ftrottenhoofd in de hoogte, en het tong- been naar onderen. , ee

‘Tot de eigene , waarvan er insgelijks wederzijds cén

ligt, behooren de volgende. ' '

i. De rings- en {childs.wijze kraakbeensfpier (erico-thy- roideus): zij begint aan het voor(te gedeelte van het ringswijze kraakbeen, en eindigt buitenwaards aan “t onder{te en zijdelijke gedcelte van °t fchildswijze kraakbeen: deeze fpier fchijnt cenigermaate dubbeld te zijn, zoodanig, dat het eene gedeclte naar VOOTEN , het andere ineer zijwaards gelegen is; men heeft haat daarom in zijdelijke en voortte verdceid:

2. De achterfte rings» en fpleetmaakende kraakbeens- {pier Cricoarytenoideus postertor): zi} neemt haar begin aan de geheeleachierfte viakte van’t ringswijze kraak- been, gaat fcheef in de hoogte, en hecht zig aan het ondergedeelte van *t fpleetmaakend kreakbeen:

3- De zijdelijke rings. en fpleetmaakende kraakbeensa' fpier, Ccricoarytenvideus fateralis): zij neemt insgelijks haar begin van *t ringswijze kraakbeen 2 cen weinig zijlwaards, en cindigt aan het ondefite zijdelijke ges declte van’t fpleetmaakende kraakbeek « deeze weder- zijdfche fpieren, kunnen te gelijk met die der tegen. overgeftelde zijde, de ipleetmaakende kraak beende- Ten verwijden, en gevolglijk de ftrottenhoofdsfpleer wijder maaken:

4. De fchild- en fpleetmaakende kraakbeensf{pier, Cthym. roarytenoideus): 23; begint van de binnenfte viakte deg {childswijze kraakbeens, gaat van onderen naar bo- ven, cn plant zig aan ’t {pleetmaakend Kraakbeen in:

5. De fchuinfe fpleetmaakende kraakbeenstpier, Cary. tenoideus obliguus) : zij ont{taat, nevens haare tegen overgeftelde, van het boventte en cenigzing zijdelij- ke gedeelte des ringswijzen Kraakbeens 3 zij loopen wcervolgends A elkander, waarna de rech- K �