Pagina:Oorlog, Verzen in staccato.djvu/14

Deze pagina is proefgelezen
...........
...........
Hij bloedt!
Rood! Zwart!
    Hij kreunt...
Hij sterft!

17.

De trom!

  Dood ding.
Dood ding?
Hoor dan
eens goed!

Het vloekt!
Het raast!
Het speurt
naar bloed!

Het spuwt
venijn!
Het brult!
Het tiert!

  Dof, Dof!
Dof! Dof!
Maar ’t snijdt!
En giert!

De mensch!
De hel!
O trom!
Trom! Trom!

O was
je toch
voor al­-
tijd stom!

18.

De last.

  Een last
drukt op
den mensch.
Zoo zwaar,

zóó zwaar
is dit,
dat van
’t gewicht

de aar­-
de buigt,
de aar­-
de zwicht.

Die last
van moord

  drukt al­-
les neer.

Niets bloeit.
Niets groeit.
Niets lacht
er meer!

Die last
is zwaar,
drukt op
wat leeft.

En al­-
les zucht.
En al­-
les beeft....