Pagina:Opstellen over de Wereldtaal.pdf/47

Deze pagina is proefgelezen

woorden, in éen woord, alle voor verbuiging vatbare woorden. En die verbuiging leert men in één minuut!

Even gemakkelijk is de vervoeging der werkwooren. Om de tijden aan te duiden, worden de klinkletters a, e, i, o, u voor aan het stamwoord gehecht, en om de personen, die handelen, aan te duiden, worden de persoonlijke voornaamwoorden er achter aangehecht - ziedaar de heele conjugatie.

Tot voorbeeld neem ik het zelfde woord pük, taal, spraak, waarover ik boven reeds heb gesproken. Ik heb toen gezegd, dat men een werkwoord maakt door ön te hechten aan het zelfstandig naamwoord; dus: pükön, spreken. De persoonlijke voornaamwoorden zijn: ob, ik; ol, gij; om, hij; obs, wij; ols, gij; oms zij. Zie hier nu een schema van alle conjugatiën in volapük:

Tegenw. tijd, pükOB,    ik spreek,
pükOL, gij spreekt,
pükOM, hij spreekt,
pükOBS, wij spreken,
pükOLS, gij spreekt,
pükOMS, zij spreken.
Onvolm. verl. tijd, Äpükob, äpükol, etc. ik sprak; gij spraakt, enz.
Volm. verl. tijd, Epükob, epükol, etc. ik heb gesproken; gij hebt gesproken, enz.
Meer dan volm. verl. tijd, Ipükob, ipükol, etc. ik had gesproken; gij hadt gesproken, enz.
Toekomende tijd, Opükob, opükol, etc. ik zal spreken; gij zult spreken, enz.
Volmaakt toek. tijd, Upükob, upükol, etc. ik zal hebben gesproken; gij zult hebben gesproken, enz.