Ordinaris Dingſdaeghſche Courant. | No. 45. |
TURCKYEN.
SMirna den 12 September. Hier zijn wederom Brieven van Constantinopolen, van den Joodschen Koningh, meldende, dat den selven, hoe wel noch gevangen, op een der Kastelen in de Dardanelli, echter van vele Joden en Rabbijnen wierde besocht, waer vooren dagelijcks groote wonderen en mirakelen dede; met protestatie dat hem nu van den Hemel dese macht was gegeven, en dat eer langh uyt sijn gevangenisse sou herstelt werden, tegen de algemeene gedachten van het volck: dat oock den Propheet van Gaza ordre had toe-gesonden, om de 10 Stammen te doen vergaderen, en na Palestina op te trecken, om alsoo het Rijcke der Jooden naemruchtigh te maecken. Dese Natie schijnt uyt gelaten van blijtschap, hebben wel 2 dagen aen een vreughde gesangen gesongen, soo dat nauw kan bedacht werden wat dit werck wesen sal; de Turcken, die nu alles genoegh besien en doorsocht hebben, sullen desen Koningh wel haest van kant helpen, en oorsaeck op vatten, om een goede somme uyt de Joden te trecken.
ITALIEN.
Roma den 16 October. Den Paus nu wat beter te pas, is heden in geselschap van veele Kardinalen na Castel Gandolfo verreyst, hoe wel men gedacht had, dat verscheyde Geestelijcke Beneficien, en oock de vacante Kardinaels plaetsen voor zijn vetreck soude begeven hebben, soo is ’t selve doch niet geschiet, eenige sollicitanten hadden al 1000 en meer Kroonen gespendeert. Men spreeckt nu weder op nieuw om den Kardinael Ghigi na Weenen te senden, en den Keyser, als oock den Nieuwe Keyserinne over haer Houwelijck te Complimenteren. Hier is een Envoye van Duc de Savoyen aengekomen, sonder dat men noch sijn aenbrengen weet.
Venetien den 22 October. Desen Staet, heeft in eenge tijdt geen Brieven van den Marquis Villa bekomen, men vertrouwt dat op nieuw een aenslagh op ’t Eylandt Candia sal ondernemen. De Keyserinne heeft aen onsen Envoye tot Milanen zijnde, een sonderlinge toegenegentheydt tot dese Republijcke betoont. Die van Maltha hebben een Turckse Saycke komende van Tripoli, rijckelijck geladen verovert. Men sal in ’t kort noch 4 Galeyen en 2 Oorlogh Schepen van hier na de Vloot senden, om op de Roovers te kruyssen.
VRANCKRYCK.
Parijs den 29 October. De ordre van sijn Majesteyt, rakende het uyt loopen van 12 a 15 van des Koninghs Schepen, is nu na Brest gesonden; soo dat men ten eerste den Hartogh van Beaufort hier verwacht. Men spreeckt hier, als soude de Koninginne Moeder van Engelandt t’huys ontboden zijn; ’t welck de handelingh van Vrede vry te rugh stelt, alsoo men hoope heeft gehad, die noch eenmael in haer Logement sou hervat werden. De Frontieren van Nederlandt, sullen met eenige nieuwe Regimenten versterckt werden. De Koninginne seght men, dat in 4 a 6 Weecken sal in de Kraem komen. Die van Geneven, veerstaen hebbende, dat Duc de Savoyen de belegeringe van die Stadt voor heeft, beginnen hun te verstercken, en in standt van tegenweer te stellen.
Parijs den 29 October. Den Koningh heeft, eenige dagen geleden, secrete audientie gegeven aen den Spaenschen Ambassadeur, waer in sijne Majesteyt betuyghde dat hy altijdt met de Spaensche Kroon in goede intelligentie blijven soude, by aldien men hem het Hertogdom Brabandt en ’t Graefschap Henegouw in besittinge gaf. Sommige hebben willen spreken, van ’t accomodement van den Grave de Bussy; maer men seydt dat den Koningh geantwoort heeft, dat hy sich moest vergenoegen, dat men geloofde dat hy sieck is, daer men nochtans wel weet dat hy kloeck en gesont is. Den Marquis de Vardes heeft verlof gekregen om na sijn Gouvernement van Eguemorte te gaen. Den Grave de Guiche is noch tot Maestricht: Den Mareschal de Grammont sijn Vader, heeft van den Koningh versocht de survivance van sijn Ampt, van Lieutenant Colonel van ’t Regiment van de Gardes voor den Marquis de Louvigni sijn tweede Soon; waer op sijne Majesteyt antwoorde, dat hy den Grave de Guiche soo qualijck niet besint had dat hy hem van die Chargie wilde berooven. Monsieur den Hertogh van Valois is sedert eenige dagen heel sieck; en Madame sijn Moeder bewaert oock het bed, uyt vreese dat zy haer beseert heeft. Den Broeder van de Gravinne de Broglio is op wegh, om voor Ambassadeur van den Hertoghvan Savoye herwaerts te komen. De Chambre des Grands-jours, die in Vivarets gehouden wordt, doet sulck een naeuw ondersoeck van de violencien die daer gepleeght zijn, dat de meeste part van den Adel naer Avignon gevlucht is. Den Aertsbisschop van Paris, heeft 6 Pastoors afgeset, die het Formulier niet hebben willen onderteyckenen.
ENGELANDT, &c.
Londen den 29 October. Het Parlement heeft het Model, waer na men dese Stadt weder sou herbouwen, tot tweemalen oversien, en eenige dingen daer in verbetert, speciael een gegraven water Gracht, na den Konigh gesonden, sonder dat men noch kan weten hoe men sal; waer over de gemeente geheel onrustigh is, als zijnde tegen den Winter en niet mogelijck met Vrouw en Kinderen langer onder den blauwen Hemel oft kleene Tenten te woonen. De Quakers beginnen ’t Hooft wederom op te steken, en seggen dat Godt haer de Brandt van dese Stadt te vooren had geopenbaert, waerom twee dagen te vooren langhs de Straten liepen, en riepen, de Stadt sal verſtroyt werden en vergaen; dan men meynt haest ordre daer in gestelt sal werden. Het Boots-volck van de Schepen, houdt sterck aen om betalinge, dan men geeft haer goede woorden. Den Generael Monck seght men, dat wat onpasselijck is geweest, maer is weder beter. Den Grave van Sandwich, werdt in weynigh dagen van sijn Ambassade uyt Spanje te rugh verwacht.
DUYTSLANT en d’aenpalende Rijcken.
Franckfort den 24 October. De Heeren Gedeputeerden van Vranckrijck en Sweden, doen groote vlijt, om de Tractaten tusschen de Cheurvorsten Ments en Heydelbergh tot Heylbron te vergelijcken. Cheur Ments beklaeght hem seer over de inval der Paltische Volckeren, hebbende Brodeva, en andere schoone Dorpen uytgeplundert, begeert daer over Satisfactie, gelijck oock 50 voederen Nieuwe Wijn, over Engelseymer Gront na Ments zijn gevoert.
Maeghdenburgh den 25 October. Sijn Cheurvorstelijcke Doorluchtigheyt van Brandenburgh, werdt in weynigh dagen van Cleef alhier verwacht; en gaet soo voorts na Berlyn.
Weenen den 25 October. De Keyserinne is nu in’t Tyrollisse gebiedt wel aengekomen, en sal daer verblijven, tot dat de Regimenten Paerden van Inspurgh de selve sullen afhalen en geleyden. De Toestel tot de inhalinge, is soo ongemeen groot en kostelijck, dat diergelijcke noyt meer is gesien geweest. De Keyserlijcke Volckeren onder den Grave de Souches zijn vertrocken, en sullen haer den 28 deser, met de Lunenburghsche en andere Geallieerden op de Generale Rendevous bevinden, om als dan gesamentlijck de Stadt Bremen te ontsetten. Men spreeckt van eenige verwisselinge der Guarnisoenen in Hongaren, alsoo de Turcken en het Landt-volck seer over de selve klagen, en die met Duytsche Soldaten te voorsien.
Uyt het Sweedſche Leger den 1 November. De 3 Gebroederen, Hartogen van Lunenbrugh, en Nieuwbrugh, sijn by malkanderen, en laten hun aen de sake van Bremen veel gelegen zijn, door welcker tusschen spraeck de