Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/118

Deze pagina is proefgelezen

56

 
Orde PELECANIFORMES.
Familie PHALACROCORACIDAE.
 

N°. 17.

Phalacrocorax carbo subcormoranus (Brehm).

DE SCHOLLEVAAR.

Plaat 21: oud ♂, oud ♀ en donsjong van ± 3 weken.
Plaat 22: oud ♂ in winterkleed, jong ♀ en jong ♂ in het eerste jaar.

 

Carbo subcormoranus Brehm, Ornis, I, 1824, p. 42. Id. Handb. Naturg. Vög. Deutschl. 1831, p. 819.

Pelecanus carbo, Nozeman en Sepp, Ned. Vog. I, 1770, p. 89, pl. 49 en 50.

Carbo cormoranus, Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 587. Id. 2e éd. II, 1820, p. 894, IV, 1840, p. 563.

Phalacrocorax carbo, Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 574; pl. 324 en 325. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 226, pl. 32, fig. 3, 4 en 4a. Albarda, Aves neerl, 1897, p. 63. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 135. Van Pelt Lechner, Ool. neerl. II, 1910–'13, pl. 117.

Phalacrocorax carbo carbo, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 80. Id. Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 107.


Nederlandsche volksnamen: Aalscholver, Scholver, Waterraaf, Rotgans, Kormoraan. Op Texel: Botkol en Botscholver. In Zeeland: Moddergans. Friesch: Ielskorfer, Ielgoes (de Vries).

Engelsch: Cormorant.

Duitsch: Kormoran.

Fransch: Cormoran.

 

Beschrijving. Oud ♂. Kop, hals, rug, stuit, bovenstaartdekvederen, borst en buik groenglanzend zwart, vederen van het achterhoofd verlengd; op voorhoofd, bovenkop en rond den bovenhals tusschen de groenzwarte vederen verlengde, smalle witte vederen, zoodat deze laatste deelen bijna wit zijn; vederen achter de oogen, van kopzijden en keel wit, min of meer bruinachtig geel getint; schoudervederen, vleugeldekvederen en kleine slagpennen olijfkleurig bruin met groenzwarte randen; zijden van het lichaam groenzwart, met een witte vlek op de dijen; vleugel- en staartpennen zwart, de laatsten met aan de basis grijze schachten; onderdekvederen van vleugels en staart groenzwart. Iris groen; snavel grauwzwart, basis van den ondersnavel geelachtig wit; naakte huid voor het oog zwart, boven den mondhoek goudgeel; naakte huid aan de basis van den ondersnavel en van de keel zwart met gele stippels; pooten en nagels zwart. Vleugel 335–364. staart 175–185, snavel 63–75, loopbeen 62–68 mm.

Oud ♀. Gelijkt op het oude ♂, doch is meestal iets minder glanzend en tevens kleiner van afmetingen. Vleugel 318–336, snavel 54–64 mm.