Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/137

Deze pagina is proefgelezen
67
 
Orde ARDEIFORMES.
Familie ARDEIDAE.
 

N°. 20.

Ardea purpurea (Linnaeus).

DE PURPERREIGER.

Plaat 25: oud ♂ en jong ♂

 

Ardea purpurea, Linnaeus, Syst. Nat. ed. XII, 1766, p. 236. Nozeman en Sepp, Ned. Vog. IV, 1809, p. 353, pl. 180. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 364. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 570, IV, 1840, p. 372. Schlegel, Vog. van Ned., 1854–'58, p. 378, pl. 188 en 189. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 142, (A. cinerea! err.), pl. 19, fig. 3 en 4. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 136. Van Pelt Lechner, Ool. neerl. II, 1910–'13, pl. 118.

Ardea purpurea purpurea, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 81. Id. Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 100.

Phoyx purpurea, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 64.


Nederlandsche volksnamen: Roode reiger. Friesch: Reade reager (de Vries).

Engelsch: Purple heron.

Duitsch: Purpurreiher.

Fransch: Héron pourpré.

 

Beschrijving: Oud ♂. Voorhoofd en bovenkop blauwzwart met 2 verlengde vederen aan het achterhoofd; kin en keel wit; zijden van den kop en hals roodbruin, langs den achterhals, over de zijden van den kop en langs de zijden van den hals een blauwzwarte streep; middengedeelte van den voorhals zwart gevlekt; vederen van het benedengedeelte van den voorhals licht bruingeel met zwarte lengtestrepen, de meest naar onderen gelegene, voor de borst, sterk verlengd en met witte uiteinden; benedengedeelte van den achterhals en van de zijden van den hals grijs, met verlengde grijswitte uiteinden; bovenrug donker bruingrijs; rug- en schoudervederen grijs met verlengde licht roodbruine en grijswitte uiteinden; bovenzijde van de vleugels donker bruingrijs, de kleine vleugeldekvederen met roodbruine randen; vleugelbocht wit, roodbruin getint; borstzijden donker kastanjebruin, vederen van het midden van de borst kastanjebruin met zwarte uiteinden; buikvederen zwart, hier en daar met kastanjebruin en met witte schachtstrepen aan de basis; zijden van het lichaam grijs; dijen licht roodbruin; onderdekvederen van den staart zwart met witte schachtstrepen aan de basis; bovendekvederen van den staart en staart grijs; slagpennen donker blauwgrijs; onderdekvederen van de vleugels roodbruin. Iris geel, naakte huid voor het oog geel; snavel geel; pooten zwartbruin. Vleugel 360–382, staart 125–138, snavel 118–136, loopbeen 114–125 mm.