Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/139

Deze pagina is proefgelezen
69
FAMILIE ARDEIDAE - REIGERS.

westelijk deel van den Indischen Archipel voorkomende purperreigers (Ardea purpurea manilensis Meyen) van onzen vorm afwijken door een ongevlekten voorhals. De purperreiger broedt bij ons meestal in kolonies, soms echter in een enkel paar of in enkele paren, in rietvelden en op struikgewas in moerassen, en maakt slechts een broedsel van 4 à 5, soms 6 eieren, in den loop van Mei. Het nest bestaat uit takken, rietstengels en biezen en heeft een doorsnede van bijna een meter. De eieren zijn kleiner dan die van den blauwen reiger, bleeker en iets meer blauw van kleur; van 77 eieren uit ons land is de lengte 51–62,5 mm. en de breedte 36,5–42,5 mm. De jongen, die na bijna 4 weken broeden uit het ei komen, zijn na ongeveer 5 weken zelfstandig. Het voedsel van den purperreiger komt met dat van de voorgaande soort overeen; visch vormt het hoofdbestanddeel, verder kikkers, waterinsecten, en ook waterratten en veldmuizen. Zijn vlucht herinnert aan die van den blauwen reiger, eveneens zijn stem, ofschoon deze zwakker is. Het is een schuwe en over het geheel weinig gezellige vogel, die zich meestal tusschen het riet en in dicht begroeide moerassen ophoudt, en zich zelden of nooit boven op boomen zet, gelijk de blauwe reiger, om te rusten. Hij is meer een nachtdier dan een dagdier en voornamelijk in de morgen- en avondschemering bedrijvig.