slapende in de dichte ruigte van het moeras doorbrengt. Het geluid, dat het mannetje in den paartijd, zoowel 's nachts als overdag, laat hooren, is een ver hoorbaar gebrul, dat de vogel in gebukte houding met schuin naar beneden gestrekten kop en hals voortbrengt, zonder den snavel in het water te steken, zooals wel beweerd is; overigens laten beide seksen nog een schor krassend geluid hooren. De roerdomp is een schuwe vogel, die zich steeds in het dichtste riet ophoudt, waartusschen hij zich zeer behendig beweegt, door met zijne groote voeten telkens eenige rietstengels te omvatten; op het droge loopt hij in een sluipende houding met schuin naar voren gestrekten hals. Zijn kleur komt zoo met de omgeving overeen, dat hij zeer weinig in het oog valt, temeer daar hij, wanneer hij zich ontdekt acht, een stokstijve, loodrechte houding aanneemt. Zijn vlucht is eenigszins log en geruischloos, en doet aan die van een grooten uil denken; onder het vliegen trekt hij op reigermanier den hals in en strekt hij de pooten naar achteren uit.
Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/173
Deze pagina is proefgelezen
89
FAMILIE ARDEIDAE — REIGERS.