108
N°. 31.
Phoenicopterus roseus (Pallas).
DE FLAMINGO.
Plaat 37: oud ♂.
Phoenicopterus roseus, Pallas, Zoogr. Rosso-Asiat. II, 1827, p. 207. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX 1908–'09, p. 139 noot. Id. id. XXXI, 1909, p. 213.
Phoenicopterus ruber, Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 378. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 587.
Phoenicopterus antiquorum, Temminck, Man. d'Orn. 2e éd. IV, 1840, p. 386.
Engelsch: Flamingo.
Duitsch: Flamingo.
Fransch: Flamant rose.
Beschrijving: Oud ♂. Wit, min of meer rose getint, vooral de verlengde schoudervederen; boven- en onderdekvederen van de vleugels, alsmede okselvederen karmijnachtig rose; slagpennen zwart. Iris bleek geel; naakte huid voor het oog en weeke huid van den snavel vleeschkleurig wit; punt van den snavel zwart; pooten rose-karmijn. Vleugel 410–450, staart 157–169, snavel 118–124, loopbeen 300–375 mm.
Oud ♀. Overeenkomende met het oude ♂, doch kleiner. Vleugel 377–390, staart 139–165, snavel 115–122, loopbeen 228–275 mm.
Jeugdkleed. Kop, hals, borst, buik, dijen, benedenrug, stuit en staart wit, kop en hals met grauwachtige tint; bovenrug licht grijsbruin, de vederen met donkere schachten; schoudervederen grijswit met donkere schachten, de langste met breede bruinzwarte uiteinden; bovenvleugeldekvederen aan de basis wit, aan het uiteinde lichtbruin met breede zwartbruine schachtstrepen; ondervleugeldekvederen en vleugelrand wit met rose tint; slagpennen bruinzwart; okselvederen rose. Iris grauwwit; snavel vleeschkleurig, punt zwart; pooten grauwgrijs.
In het derde levensjaar is de flamingo in zijn volkomen kleed.
Voorkomen en levenswijze. De flamingo heb ik in de lijst van de in Nederland waargenomen vogelsoorten opgenomen op grond van een tweetal voorwerpen, die een paar jaar na elkander aan de Friesche kust geschoten werden; in het begin van December 1906 werd een oud voorwerp bij Hindeloopen en 15 November 1908 een oud ♂ bij Cornwerd geschoten, dat aan 's Rijks Museum te Leiden