Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/212

Deze pagina is proefgelezen

116

 
Orde ANSERIFORMES.
Familie ANATIDAE.
 

N°. 33.

Cygnus bewickii (Yarrell).

DE KLEINE ZWAAN.

Plaat 39: oud ♂ en jong ♀.

 

Cygnus bewickii, Yarrell, Trans. Linn. Soc. London, XVI, 2, 1833, p. 453. Temminck, Man. d'Orn. 2e éd. IV, 1840, p. 527. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 139.

Cygnus bewicki, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 101.

Cygnus bewicki bewicki, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 124.

Cygnus bewickii bewickii, Snouckaert van Schauburg, Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 101.

Cygnus minor, Schlegel, Vog. van Ned., 1854–'58, p. 527, pl. 292 en 293. Id. Nat. Hist. van Ned.Vog. 1860, p. 208, pl. 28, fig. 10 en 11.


Nederlandsche volksnamen: Bewick's zwaan. Friesch: Lytse swan, Lytse wylde swan (de Vries).

Engelsch: Bewick's swan.

Duitsch: Zwergschwan.

Fransch: Cygne de Bewick.

 

Beschrijving: Oud ♂. Geheel wit. Iris donkerbruin; snavel zwart, basisgedeelte geel, welke kleur niet tot de neusgaten reikt en zich niet onder deze uitstrekt; naakte teugels en oogleden geel; naakte kinhuid zwart; pooten dofzwart. Vleugel 510–550, staart 166–185, snavel 88–93, loopbeen 85–100 mm.

Oud ♀. Gelijk het oude ♂, doch iets kleiner. Vleugel 490–525, staart 156–180, snavel 85–98, loopbeen 85–102 mm.

Jeugdkleed. Licht bruingrijs, onderzijde iets lichter, overeenstemmende met dat der vorige soort. Iris donkerbruin; snavel vleeschkleurig grijswit, punt, randen en ondersnavel zwart; pooten grauw.

Op den leeftijd van ongeveer een jaar is ook de kleine zwaan geheel wit geworden en van oude vogels te onderscheiden door de bleekere kleur van het geel aan den snavel.

 

Voorkomen en levenswijze. De kleine zwaan verschijnt in ons land jaarlijks in denzelfden tijd en op dezelfde plaatsen als de wilde zwaan, echter steeds in geringer aantal. Zijn broedplaatsen zijn gelegen in het noorden van Rusland en in het noorden van Siberië tot de monding van de Lena; oostelijk van de Lena komt volgens Buturlin