Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/347

Deze pagina is proefgelezen
189
FAMILIE ANATIDAE — ZWANEN, GANZEN EN EENDEN.

grijs getint en de binnenste kleine slagpennen bruin; onderdekvederen van de vleugels en okselvederen wit, de laatste soms met bruingrijze uiteinden; staartpennen bruingrijs; bovenstaartdekvederen grijsbruin; onderstaartdekvederen grijsbruinachtig wit. Iris geelbruin; snavel bruinrood met lichtere punt; pooten bleek roodachtig bruingeel met grauwzwarte vliezen. Vleugel 235–250, staart 76–85, snavel 44–51, loopbeen 40–43 mm.

Oud ♂ in zomerkleed. Gelijkende op het oude ♀, doch bovenkop en kopzijden meer kastanjebruin en vleugels helderder van kleur. Iris rood; snavel koraalrood; pooten bleek bruinachtig oranje, vliezen zwart.

Jeugdkleed. Gelijkende op dat van het ♀. Iris geelbruin; snavel grauwzwart met roode tint; pooten licht geelachtig vleeschkleurig, vliezen zwartgrauw. De jonge ♂♂ zijn spoedig te herkennen aan den bleek koraalrooden snavel.

Donskleed. Bovenzijde donker olijfkleurig grijsbruin; onderzijde lichtgeel; kopzijde en halszijden licht bruinachtig geel; achter de vleugels en boven de dijen aan weerszijden van het lichaam een lichtgele vlek; achter het oog een donkere, olijfkleurig grijsbruine streep. Iris bruin; snavel olijfkleurig bruingrauw met lichten nagel; pooten olijfkleurig grauwbruin met geelwitte strepen over de vliezen langs de teenen.

 

Voorkomen en levenswijze. De krooneend bewoont Midden- en Zuid-Europa, Noord-Afrika en Midden-Azië. In Europa broedt zij nog regelmatig in Spanje, Zuid-Frankrijk, de eilanden van de Middellandsche Zee, Zuid-Italië, Griekenland, de Dobroedsja en Zuid-Rusland. Vroeger heeft zij ook gebroed in Hongarije, in Duitschland aan het Krakower-meer in Mecklenburg en bij Wansleben in de provincie Saksen, bij welke laatste plaats zij korten tijd geleden vermoedelijk nog broedde. Ook het broeden van deze soort in ons land is als zeker te beschouwen, hoewel overtuigende bewijsstukken in den vorm van eieren of donsjongen nog ontbreken. Reeds van Wickevoort Crommelin wees in 1875 (Arch. néerl. Sc. ex. et nat. X, p. 174) op de waarschijnlijkheid van het nestelen dezer soort in Nederland en volgens wijlen den Heer A.A. van Bemmelen moet zij op het Naardermeer gebroed hebben. Onder de in ons land buitgemaakte voorwerpen bevinden zich eenige ♂♂ in zomerkleed en eenige jonge voorwerpen, die in de eerste dagen van Augustus geschoten zijn en voor welke voorwerpen aangenomen mag worden, dat zij op de broedplaatsen, in deze gevallen Naardermeer en Nieuwkoopsche plassen, geschoten zijn. Een waarneming, die ook voor het broeden in ons land pleit, is die van den Heer Tj. de Vries, die 27 Mei 1911 twee ♂♂ en 1 ♀ op de Ankeveensche plassen waarnam. Van de ruim 20 mij bekende, in Nederland geschoten voorwerpen bezit het Rijks Museum te Leiden er 17; deze zijn oude uitgekleurde voorwerpen in den winter, Januari, geschoten, of jonge voorwerpen en oude in onvolkomen kleed in den zomer, Augustus, geschoten, alle op binnenwateren in de provincies Noord- en Zuid-Holland en Friesland. De krooneend is in den winter aangetroffen in het Middellandsche zee-gebied, bij de Zwarte en de Kaspische zee en verder in Engelsch-Indië, Ceylon en Zuid-China. De krooneend bewoont groote meren en plassen, waar