Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/386

Deze pagina is proefgelezen

212

 
Orde ANSERIFORMES.
Familie ANATIDAE.
 

N°. 63.

Oidemia nigra (Linnaeus).

DE ZWARTE ZEE-EEND.

Plaat 78: oud ♂, ♂ in overgang, oud ♀.

 

Anas nigra Linnaeus, Syst. Nat. ed. X, 1758, p. 123. Nozeman en Sepp, Ned. Vog. IV, 1809, p. 335, pl. 171. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 554. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 856, IV, 1840, p. 543. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 550, pl. 307. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 217. pl. 30, fig. 5 en 6.

Anas cinerascens, Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 555 (juv.).

Oidemia nigra, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 107. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 152.

Oidemia nigra nigra, Snouckaert van Schauburg. Avif. neerl. 1908, p. 132. ld. Jaarb. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 106.


Nederlandsche volksnamen: Wigstaart, Zwarte bergeend, Noordsche eend. Friesch: Swarte dûkelein, Swarte'sé-dûker, Sé-ein, Swarte'sé-ein. Oost-friesch: Kolk-ânte. In Tietjerksteradeel: Swarte mar-ein (de Vries).

Engelsch: Common scoter.

Duitsch: Trauerente.

Fransch: Macreuse.

 

Beschrijving: Oud ♂. Geheel zwart, kop en hals, behalve kin, keel en voorhals, met zwakken, zeer donker violetblauwen glans, borst, zijden en rugzijde met zwakken groenen glans; midden van den buik bruinzwart; groote slagpennen bruinzwart met bruingrijze binnenvlag en zwarte zwak groenglanzende uiteinden; onderdekvederen van den vleugel zwart bruin, onderdekvederen van de groote slagpennen grijs; staartpennen bruinzwart. Iris bruin, ooglid oranje; snavel, aan de basis van den bovensnavel van een ronden knobbel voorzien, zwart, met een voor den knobbel gelegene oranjegele, naar voren geler wordende vlek, die zich soms naar achteren als min of meer breede oranjegele streep over het midden van den knobbel tot de voorhoofdsvederen voortzet en naar voren soms als een smalle gele streep tot aan den nagel reikt; neusgaten, vóór den knobbel in de oranjegele vlek gelegen, van binnen oranjegeel; pooten olijfkleurig zwartbruin, vliezen zwart. Vleugel 228–242, staart 95–110, snavel 45–49, loopbeen 43–45 mm.

Oud ♀. Vederen aan de basis van den bovensnavel, bovenkop, achterhoofd, achterhals,