Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/419

Deze pagina is proefgelezen
229
 
Orde ANSERIFORMES.
Familie ANATIDAE.
 

N°. 69.

Mergus serrator Linnaeus.

DE MIDDELSTE ZAAGBEK.

Plaat 85: oud ♂, oud ♀ en donsjong.

 

Mergus serrator Linnaeus, Syst. Nat. ed. X, 1758, p. 129. Nozeman en Sepp, Ned. Vog. III, 1797, p. 241, pl. 124 en 125. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 579. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 884, IV, 1840, p. 556. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 566, pl. 320. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 223, pl. 31, fig. 10, 11 en 11a. Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 133. Id. Jaarb. no. 5 Club. nederl. vogelk. 1915, p. 107.

Merganser serrator, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 108. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 154. Id. Ardea, V, 1916, p. 94.


Nederlandsche volksnamen: Kleine duikergans; te Rotterdam: Pinduiker. Friesch: Bûnte dûkelein, Saechbek (de Vries).

Engelsch: Red-breasted merganser.

Duitsch: Mittlerer Sager.

Fransch: Harle huppé.

 

Beschrijving. Oud ♂. Kop en bovenste deel van den hals zwart met groenen glans; vederen van bovenkop en die van het achterhoofd verlengd, twee gescheiden kuiven vormend; benedenhals wit met zwarte langsstreep over den achterhals; bovenste gedeelte van de borst en de borstzijden geelbruin met zwartgrauwe zijranden aan de vederen, de middelste vederen van de borstzijden zwart, de achterste vederen aan de borstzijden grooter en breeder, wit met breede zwarte randen; vederen van den voorrand van den rug geelbruin met zwarte randjes; bovenrug en schoudervederen zwart; benedenrug en stuit donkergrijsgrauw met lichtgrijze gegolfde dwarsbandjes; benedenborst, buik en anaalstreek wit; vederen van de zijden van het lichaam wit met fijne gegolfde zwarte dwarsbandjes; groote slagpennen bruinzwart; buitenste kleine slagpennen op de buitenvaan bruinzwart, op de binnenvaan wit, middelste wit, aan de basis zwart, binnenste wit met smallen zwarten zoom langs de buitenvlag en de laatste, onder de schoudervederen gelegene, bruinzwart; kleine bovenvleugeldekvederen langs den vleugelrand zwart, de overige kleine en de middelste wit, de groote wit aan de basis zwart; ondervleugeldekvederen wit, langs den vleugelrand grijsbruin, de onderste grijs; okselvederen wit; staart donker bruingrijs; bovenstaartdekvederen